Deborah Maarsen – Laufer

Ignac Vilem (Willy) Laufer, bontwerker van beroep, werd in Jelka / Joka (Tsjecho-Slowakije / tussen 1938 en 1945 Hongarije) geboren op 22 augustus 1906. Hij kwam in 1930 naar Nederland en ontmoette Betsy Zwarenstein (Rotterdam, 18 augustus 1906). Ze trouwden op 8 juni 1938.
Op 10 april 1939 werd hun eerste dochter geboren, Gizela, gevolgd door Margreet op 27 september 1940. Hun derde dochter is Deborah, zij werd geboren op 5 februari 1942. Deborah zou na de oorlog de jongste overlevende van kamp Ravensbrück blijken te zijn.
Alle leden van het gezin overleefden de oorlog.

Na de oorlog kregen Ignac en Betsy nog drie kinderen, Moshe, Channa en Judith. Ignac werd op 18 oktober 1950 tot Nederlander genaturaliseerd. Hij overleed in Jeruzalem op 22 augustus 2005, Betsy in Jeruzalem op 8 mei 1998.

Deborah (Borrie) Maarsen was een van de spreeksters bij de onthulling van het Kindermonument uit Rotterdam. Tussen alle namen op dit monument had ook haar naam kunnen staan, als Joods Rotterdams kind. Deborah werd geboren in een bijzonder gezin dat veel heeft meegemaakt, maar waarbij de ouders hun kinderen altijd geleerd hebben om tolerant te zijn tegenover je medemens.

Oproep
In de oorlog werd moeder opgeroepen met de twee oudere zusjes van Deborah. Vader werd ook opgeroepen en op advies van een vriend van hem, Dr Elzas, dronk hij een glas ossenbloed.
Elzas wist dat hij daar verschrikkelijk van zou gaan overgeven. Vader kon dan onmiddellijk als maagpatiënt worden opgenomen in het ziekenhuis waar Elzas werkte. Vader kon daarmee veilig onderduiken in het ziekenhuis. Daar is hij toen drie maanden gebleven.

Deborah was nog niet geregistreerd als baby en moeder Betsy heeft Deborah voor haar vertrek naar Westerbork bij de buren afgegeven. De buren brachten Deborah naar het ziekenhuis waar vader was. De buren meldden daar dat Deborah een besmettelijke ziekte had. Daar was de bezetter doodsbang voor. Daardoor kwam Deborah in het ziekenhuis op de quarantaine-afdeling terecht. Vader kon zo zorgen voor zijn dochter.
Na de drie maanden moesten vader en Deborah het ziekenhuis verlaten. Ze doken onder in Amsterdam, waar een zeer groot deel van de Joodse bevolking al gedeporteerd was. In die onderduik zorgde vader 9 maanden voor Deborah.

In die periode is vader naar het Oranjehotel in Scheveningen gegaan, het hoofdkwartier van de SS-ers, en meldde dat hij Hongaars staatsburger was en daarmee burger van een met Duitsland bevriende natie. Hij eiste dat zijn vrouw en dochters uit Westerbork vrijgelaten zouden worden. En dat geschiedde.

Moeder en de dochters kwamen naar Amsterdam. Er was nauwelijks nog Joods leven in de stad en toen er iemand uit de illegaliteit kwam die een onderduik voor de drie dochters aanbood, zei moeder dat ze dat niet wilde. Ze wilde niet gescheiden worden van haar kinderen en ging liever naar Westerbork terug, waar nog Joods leven was, niet wetend dat Westerbork een voorportaal van de vernietigingskampen was. In november 1943 werden moeder en haar drie dochters op transport gezet van Westerbork naar Ravensbrück. Deborah was bijna twee.
Deborah had door haar jonge leeftijd met een van de Poolse Kapo’s een goed contact. Van hem kon ze suikerklontjes pikken. Die verdeelde ze onder haar zusjes. Deze extra calorieën hielpen de kinderen het kamp door.

Kerst 1944
Tijdens Kerstmis 1944 aten de nazi’s een kerstdiner in een apart gebouw. Alle uitgehongerde kinderen uit Ravensbrück moesten verplicht kerstliederen zingen om de nazi’s te vermaken. Moeder Betsy en een vriendin van haar, mevrouw Moscowitz, vonden dat hun kinderen hier niet aan mee konden doen, ze wilden ze geen christelijke kerstliederen laten zingen, en verstopten ze.
Na afloop van het kerstdiner zijn de nazi’s vertrokken uit de barak. De kinderen moesten doorzingen, en de hele barak waar het diner had plaatsgevonden werd in de fik gestoken. Alle kinderen werden levend verbrand.

Bergen Belsen
Tegen het einde van de oorlog vond er een deportatie plaats van Ravensbrück naar Bergen-Belsen. Ook Betsy en haar dochters moeten mee. Bergen-Belsen is dan overvol. Dagelijks sterven er mensen van de ontberingen, en moeder Betsy raakt er in coma. Mevrouw Moscowitz zei tegen de leiding dat Betsy gered moest worden. Ze was, in coma, al op een stapel met lijken gegooid, maar mevrouw Moscowitz maakte duidelijk dat ze nog leefde en de moeder van drie kleine kinderen was. Moeder werd verzorgd en kreeg medicijnen en overleefde.

Bevrijding
Het kamp werd door de Canadezen bevrijd. Er komt weer eten, en in de beginperiode moeten moeder en de kinderen erg voorzichtig zijn met eten. Na zo’n lange tijd van ontberingen konden mensen overlijden aan het feit dat er weer wel eten was.

Overleefd
Zes miljoen Joden die vermoord zijn, als peuter in de kampen terecht komen. Het is voor Deborah een bijzonder gegeven waardoor ze het gevoel heeft iets met haar leven te moeten doen. Dat ze overleefd heeft als zo’n klein peutertje moet een doel hebben.

Ook vader heeft de oorlog overleefd. De Hongaarse mannen zaten in Buchenwald. Vandaar moest hij nog de Dodenmars lopen naar Theresienstadt. Ieder die dat niet volhield werd langs de kant van de weg neergeknald.
Vader was bevriend met Ben Zion Moscowitz, de echtgenoot van de vriendin van moeder. Hij redde vader het leven door hem mee te zeulen tijdens de Dodenmars.

Na de oorlog kwamen de ouders terug als wrakken in Rotterdam. De zusjes van Deborah mochten in Zwitserland aansterken. Deborah was daarvoor te klein en te zwak.

Na de oorlog
Het hele gezin werd herenigd en probeerde een nieuw bestaan op te bouwen in Rotterdam. Er werden nog drie kinderen geboren. Eerst een broer in 1948, in hetzelfde jaar dat de staat Israël werd opgericht. Daarna nog twee dochters en het gaat de zes kinderen goed.
Deborah heeft nu zelfs een achterkleinkind en dat ziet ze als een triomf op Hitler.

Parochet
In Buchenwald heeft Willy Laufer een gelofte gedaan dat als hij de oorlog zou overleven hij zich zou wijden aan het maken van geloofsartikelen van bont. En daar heeft hij zich aan gehouden, en op allerlei plaatsen in de wereld is zijn werk te zien. Ook in Rotterdam, daar is de schitterende parochet (voorhang) bij de orthodoxe synagoge aan het A. B. N. Davidsplein door hem gemaakt, en de Simla Thora (mantel voor de Thora) voor de verschillende Thorarollen.

Ik moet iets met mijn leven doen …
Deborah woont in Nederland en zet zich al jaren in voor zieke kinderen (kankerpatiëntjes) die vanuit Israël hier een vakantie houden, christelijke, Joodse en Palestijnse kinderen. Deze activiteiten doet ze vanuit de stichting Zichron Menachem.

bron:
stadsarchief Rotterdam, gezinskaart
www.dutchjewry.com, pagina Ignac Vilem Laufer (geraadpleegd 15 nov 2014)
united states holocaust memorial museum / photo archieves, studio portrait of three Jewish sisters in The Netherlands (geraadpleegd 15 nov 2014).
KRO De Wandeling, Een triomf op Hitler, 8 november 2014.

laatste aanpassing:
9 september 2019