Ellen van der Spiegel Cohen

schieweg85
Schieweg 85

Op de Schieweg 85b woonde Salomon Cohen en Bertha Cohen-Hartog met hun dochtertje Elsje. Vader Salomon werd geboren in Neheim (Noordrijn-Westfalen, Duitsland) op 29 mei 1913 en Bertha werd geboren in Dordrecht op 25 mei 1912 als dochter van Salomon Hartog en Sara Monasch.
Salomon werkte op een kantoor, Bertha was kinderverzorgster en zij werkte in ieder geval in de Israëlitische vakantiekolonie in Etten Leur.
Hoewel Salomon geboren werd in Duitsland was hij van een Nederlands-Joodse familie. Zijn vader kwam uit Leeuwarden en zijn moeder uit Groningen en ook in de generaties daarvoor kwam de familie uit Groningen, Friesland en Amsterdam. De voorouders van Bertha kwamen uit Zuid-Holland. Plaatsen als Gouda, Strijen, Dordrecht en Mijnsheerenland komen in de stamboom naar voren.

spiegelcohenmetberthahartog
met Elsje

Huwelijk
Salomon en Bertha trouwden op 29 maart 1939 in Rotterdam en hadden hun receptie in “Parkzicht”. Het receptieboek is bewaard gebleven. Het boek staat vol met goede wensen, zoals: “Uw ouders wenschen U een in alle opzichten gelukkige toekomst” en “Dat Uw pad steeds over rozen moge gaan, wenschen wij u van harte…”. Mooie wensen waarvan we nu weten dat ze niet zijn uitgekomen.
Salomon en Bertha gingen wonen op Schieweg 85b (foto midden boven) in een mooie bovenwoning die in 1933 gebouwd was. Foto’s in een bewaard gebleven fotoalbum laten een gelukkig echtpaar zien.
In de herfst van 1941 zullen Salomon en Bertha nog blijer geweest zijn toen bleek dat Bertha zwanger was. Op 19 juni 1942 wordt hun dochter Elsje geboren. Het geluk van de ouders wordt overschaduwd door de ontwikkelingen in bezet Nederland.
Zelf denken de ouders eventuele ontberingen wel te kunnen doorstaan, maar ze begrijpen dat dat voor een kleine baby anders ligt. Toen Elsje vier maanden oud was besloten de ouders haar te laten onderduiken en geven haar mee geven aan het verzet.

In onderduik
Bep Liesveld, een jonge vrouw uit de studentenverzetgroep van Simon Luitse, haalde Elsje op. Over hoe dat ging zijn details bekend:
We hebben toen het echtpaar Van der Spiegel, hij was leraar aan het Christelijk gymnasium, bereid gevonden om Elsje op te nemen. Zelf waren zij kinderloos. Ik had bij station Delftsepoort (nu Rotterdam Centraal) de kleren en nog een paar dingen van de baby afgegeven en het bonnetje op de buik van de baby vastgespeld. Het werd een vreselijke kliederboel, want de laatste uren voor we de baby voor de deur van Van der Spiegel te vondeling legden, hadden we geen luiers meer, die zaten in het pakket op het station.”
De kleertjes die Elsje toen droeg heeft ze nog altijd: “Ik heb nog altijd de kleertjes die ik aan had toen ik daar op de stoep werd gelegd. Ik moet er altijd aan denken dat mijn moeder die ook heeft vastgehouden toen ze mij voor de laatste keer vasthield. Wat heeft zij toen gedacht?
Misschien heeft zij gehoopt dat de scheiding maar van korte duur zou zijn
.”
Elsje Cohen werd dus als vier maanden oude baby door het oudere echtpaar Van der Spiegel opgenomen. Ze werd er goed verzorgd, maar Elsje miste er wel de warmte van haar moeder. Bovendien durfde het echtpaar Van der Spiegel zich niet teveel aan Elsje te hechten want ze gingen ervan uit dat haar ouders zouden terugkomen. Het echtpaar Van der Spiegel noemt Elsje Elly, en ze gaat als Elly van der Spiegel door het leven.

Echte naam
Na de oorlog komt Elly achter haar echte naam. Ze is dan vijf / zes jaar oud. Uit haar herinnering:
Ik heet Ellen van der Spiegel, maar ik word Elly genoemd. Ik woon in Rotterdam. Ik ben vijf jaar, het is winter. Overal ligt sneeuw en het is erg koud. Wij hebben een kerstboom en dat is heel bijzonder, want het is oorlog geweest. Pappa en mamma leren mij liedjes zingen bij de kerstboom. ”Er is een kindeke geboren op aard” en “Stille nacht, heilige nacht”. Ik vind het prachtig. Het allermooiste vind ik de kaarsjes, want het zijn er zoveel. In de oorlog hadden wij geen licht, alleen maar één kaarsje, om bij te eten.
Ik sta voor het raam en kijk naar buiten. Het is een tijd van cadeautjes. Ik zie de postbode onze portiek binnengaan met een pakje in zijn handen. Hij komt de trappen op en ik ren naar de deur. Ik heb al open gedaan voordat hij aan kan bellen. ”Woont hier Elsje Cohen?” vraagt hij. Ik ben ontzettend teleurgesteld, want ik heet Elly van der Spiegel “Nee, die woont hier niet “, zeg ik. Dan komt mamma naar de deur . Hij vraagt het nog een keer: “woont hier Elsje Cohen?”
“Ja”, zegt ze, “geeft u het pakje maar”. We gaan met het pakje bij de kerstboom zitten.
“Hier”, zegt ze, ”het is voor jou, jij heet eigenlijk Elsje Cohen. Wij zijn niet jouw echte mamma en pappa. Die zijn door de Duitsers ver weg gestuurd en omdat jij nog zo klein was, waren ze bang dat jij onderweg zou sterven”. Ze heeft tranen in haar ogen. Ik ben opeens niet meer blij met het cadeautje.
In het bovenstaande kinderverhaaltje – aldus Ellen van der Spiegel Cohen – heb ik mijn eerste herinnering aan de verwarring over mijn twee namen weergegeven. Het cadeautje was afkomstig van Le-Ezrath-Ha-Jeled, de Joodse vereniging voor kinderbescherming, die nog jarenlang bij iedere Chanoeka een pakje stuurde. (Chanoeka is het Joodse lichtfeest, dat meestal ook in december valt).

Schoolreis
Een andere herinnering gaat terug naar een schoolreisje. Ik zal ongeveer tien jaar zijn geweest. Veel herinner ik me er niet van, alleen dat we identiteitskaarten bij ons moesten hebben en dat aan het begin van de reis, als we allemaal in de bus zitten, onze namen worden opgelezen. Iedereen kent mij als Elly van der Spiegel. Opeens klinkt de naam “Elsje Cohen” door de bus. Ik zit als versteend en ben niet in staat mijn hand op te steken. De naam wordt doorgestreept. Er ontstaat verwarring als het aantal kinderen niet klopt met de lijst.
Ik denk dat naamsverandering een sterke invloed heeft op je identiteitsbeleving, evenals het milieu waarin je opgroeit. Dat het heel verwarrend kan zijn als je in twee werelden tegelijk opgroeit. Mijn ouders waren Joods, zij zijn omgekomen in het concentratiekamp Sobibor. Alle vier mijn grootouders waren Joods, zij zijn vermoord in het concentratiekamp Auschwitz.

Mijn onderduikouders waren christelijk, en bij hen ben ik later gebleven. Twee zusters van mijn eigen moeder hebben de oorlog overleefd, en zij wilden mij ook graag in hun gezinnen opnemen. Zij gingen met mijn onderduikouders een strijd aan wie mij mocht opvoeden. De rechter besliste dat ik bij mijn onderduikouders zou blijven, maar dat ik wel voor een deel Joods opgevoed moest worden.

Kerk en sjoel
Zo ging ik op zaterdag naar de Joodse les voor kinderen in de sjoel (synagoge). Ik herinner me dat de rabbijn zijn handen vouwde en zei “ zo bidden de christenen, en dat is fout “ En ik dacht: laat hij alsjeblieft niet weten dat wij thuis zo bidden”…
Op zondag moest ik naar de kerk voor kinderen, naar zondagsschool. Daar zei de dominee “De Joden hebben Jezus gekruisigd”. Ik herinner me dat ik toen heel bang was, en dacht : “laten ze alsjeblieft niet weten dat ik eigenlijk een joods kind ben”… Ik wist al heel jong wat er met Joden kon gebeuren (denk maar aan het verhaal over het chanoekacadeautje).
Zo werd ik een onzeker, angstig kind. Ik hoorde naar mijn gevoel nergens bij. Een kind tussen twee werelden. Ik deed erg mijn best om mij overal aan te passen, om lief en dankbaar te zijn, om in die onveilige wereld maar niet op te vallen.
Er werd nooit over gepraat, over hoe ik het vond om naar Joodse les én naar zondagschool te gaan. Ook niet over wat er gebeurd was in de oorlog, over de moord op zes miljoen Joden, over mijn familie.
Zo leefde ik met een groot geheim. Over emoties werd in die jaren al helemaal niet gepraat.
Als ik nu terug kijk, denk ik dat ik het lot van mijn familie altijd met mij meedroeg. Dat het mijn leven altijd- minder of meer bewust- heeft beïnvloed. Van mijn vaders familie heeft niemand de oorlog overleefd. Als je als enige van een familie overleeft, mag je dan wel van het leven genieten? Of moet je dan van jouw leven juist iets heel bijzonders maken? Op de achtergrond was altijd mijn verhaal en een dreigende depressie. Maar in ieder geval ging ik heel hard studeren (psychologie) en probeerde ik veel mensen met hun problemen te helpen.
Nu ik met pensioen ben gegaan, heb ik eindelijk meer tijd gekregen- en inmiddels denk ik ook meer moed- om weer op zoek te gaan naar mijn familie. Intussen is, onder meer door de computer- het zoeken naar familie makkelijker geworden. Maar bijna niemand van onze -grote- families heeft de oorlog overleefd.

Salomon en Bertha

Ellen werd in november 1942 bij de familie Van der Spiegel te vondeling gelegd. Salomon en Bertha werden opgepakt en komen op 10 april 1943 in Westerbork terecht en vertrekken op 20 april met het 58e transport uit Westerbork, met in totaal 1166 mensen, naar Sobibor. Daar worden ze op 23 april 1943 kort na aankomst vermoord. Ze waren nauwelijks dertig jaar oud.

hartogcohensteeninsobiborSobibor
De dochter van Salomon en Bertha, nu Ellen van der Spiegel Cohen, is na de oorlog naar Sobibor geweest en heeft daar bij de “Himmelstrasse” een steen voor haar ouders geplaatst.
hartogcohenstolpertoespraak
Stolpersteine
In augustus 2012 werden er op de Schieweg 85b  twee Stolpersteinen gelegd voor Salomon en Bertha. Ellen hield daar een toespraak. Juist in de afgelopen jaren waren er een paar essentiële gebeurtenissen. De Stolpersteinen waren daar een van, de andere had te maken met het proces tegen Demjanjuk.

 

hartogcohenstolpersteinenNebenklager
In de Duitse rechtspraak is het mogelijk om in een proces Nebenklager te worden. Men kan de verdachte ook aanklagen, vanuit de persoonlijke ervaringen. Ellen was bij het proces tegen Ivan Demjanjuk, bewaker in het vernietigingskamp Sobibor namens haar ouders Nebenklager. Demjanjuk werd uiteindelijk op 12 mei 2011 tot 5 jaar gevangenisstraf veroordeeld, ging in hoger beroep en mocht dat in vrijheid afwachten. Hij overleed voordat het tot een hoger beroep kwam, op 17 maart 2012 in een bejaardenhuis in Bad Feilnbach bij München.

bron:
met dank aan Ellen van der Spiegel Cohen
gepubliceerd:
2012
laatst bijgewerkt:
3 juni 2021