Hellevoetsluis

hellevotsluisachterom
prentbriefkaart Achterom en Nieuwstraat Hellevoetsluis

De Joodse gemeente in Hellevoetsluis behoorde tot 1821 tot de Ringsynagoge van Brielle. In eerste instantie beschikte men in deze plaats over een huissynagoge. In 1839 werd de synagoge aan het Achterom (foto rechts) ingericht.
De doden begroef men op de begraafplaats van Geervliet.
Het aantal gemeenteleden liep aan het begin van de twintigste eeuw terug (1840: 74 – 1899: 34 – 1910: 33 – 1918: 25 – 1930: 6). In 1918 verschenen er al stukken over de deplorabele toestand van de synagoge en in 1919 moest men de synagoge verkopen, mede door het teruglopende aantal gemeenteleden. Dit gebouw werd tijdens de bezetting afgebroken. In 1948 werd deze Joodse gemeente opgeheven en bij die van Rotterdam gevoegd.

hellevoetsluisluchtfotoVluchtelingenkamp
In 1938 / 1939 werd er in Hellevoetsluis een Joods vluchtelingenkamp ingericht. Dit kamp werd ‘Vesting Hellevoetsluis’ genoemd en was berucht om het strenge regime. De Nederlandse overheid was niet blij met de voornamelijk Joodse vluchtelingen uit Duitsland; ze bouwde met geld van de Nederlandse Joodse gemeenschap Kamp Westerbork en het doel van de kampen was niet het helpen van de vluchtelingen naar een veilige plek, maar het beleid was eerder gericht op repatriëring. Zo berichtte men vlak voor het begin van de oorlog over Vesting Hellevoetsluis “deze vluchtelingen zijn inmiddels bereids naar Duitschland teruggevoerd“.
Vijfentachtig Joodse vluchtelingen werden uit dit kamp werden er door de Nederlandse overheid de grens over gezet. Over hun lot hoeven we ons geen illusies te maken.
De eerste vluchtelingen kwamen in januari 1939 in Hellevoetsluis aan. De vluchtelingen werden er gehuisvest tot 19 augustus 1939. Op die dag werden de resterende vluchtelingen in het kamp naar -toen nog- vluchtelingenkamp Westerbork gevoerd.

Beeldbank Streekarchief Voorne-Putten: Hellevoetsluis; Kijkje in de Haven van Hellevoetsluis, links het marinehospitaal, ca. 1903

Situatie in Hellevoetsluis
De situatie in Hellevoetsluis verschilde met de Nederlandse houding ten opzichte van de vluchtelingen die eind jaren dertig – met name na de Kristallnacht van 1938 – naar Nederland kwamen. Hellevoetsluis was in een economische terugval gekomen nadat in de jaren twintig alle marine-instanties overgebracht waren naar Den Helder. Ook het loodswezen en de marinewerf vertrokken, en dat was de nekslag. Het inwonertal van Hellevoetsluis daalde van ruim 4200 in 1900 naar 1258 in 1939.
Burgemeester De Geus zag in de komst van -mogelijk duizenden- Joodse vluchtelingen de economische redding van zijn stadje. Verblijfsvergunningen werden dan ook rijkelijk uitgedeeld, wat in oktober 1938 door Den Haag verboden werd. Het aantal vluchtelingen is echter nooit zo groot geworden als de geruchten deden geloven en men vanuit het gemeentebestuur gehoopt had. Zo bleken in april 1939 er aan legale vluchtelingen 24 Duitse en 9 Oostenrijkse in Hellevoetsluis te wonen. Ze woonden in particuliere huizen door de gehele gemeente heen. De zeven kinderen die erbij waren gingen naar school, de vluchtelingen namen deel aan het sociale leven. De tapijtfabriek “Trio” (binnen de vesting) was de enige industrie in Hellevoetsluis, de directie werd gevormd door de Joodse vluchtelingen Hans Werner en Hugo Reichmann en de heer Van Koutrik en gaf werk aan 33 mensen.
Op 6 september 1940 werden de legale Joodse vluchtelingen medegedeeld dat ze binnen drie dagen Hellevoetsluis moesten verlaten, ook tapijtfabriek Trio ging op 10 oktober 1940 dicht en voor de Joodse bevolking werden deze maatregelen de opmaat tot hun vertrek naar Westerbork.

Illegale vluchtelingen
Naast de legale vluchtelingen waren er ook illegale vluchtelingen in Hellevoetsluis. Het enige verschil was dat zij geen verblijfsvergunning hadden gekregen.
Hellevoetsluis werd eind december 1938 als vluchtelingenplaats aangewezen. Dat gebeurde nadat het Ministerie van Binnenlandse Zaken een maand eerder informeerde of er geschikte locaties binnen de gemeente waren. De gemeente adviseerde een aantal plaatsen; bij de toewijzing in december werden het Debarkementsgebouw (Marinehospitaal, nu de Hinderibbenflat) aan de Oostkade en de Marinekantine aan het Gallasplein hiervoor ingericht. De burgemeester benadrukte andermaal dat het verblijf van de vluchtelingen van groot economisch belang was voor het stadje en sprak de hoop uit dat het verblijf niet van korte duur zou zijn. Een aantal Joodse vluchtelingen kwam aan op 3 januari 1939. Zij verbleven tot dat moment in de beruchte strafgevangenis te Norg, nadat zij zich in Amsterdam moesten melden en daarheen overgebracht waren.

Militair W. O. J. Böttger werd aangewezen als kampcommandant, de militaire politie en later de marechaussee zorgde voor de orde in de vesting en de bewaking bij de uitgangen.
In het Debarkementsgebouw werden 70 vluchtelingen gehuisvest, in de Marinekantine kwamen er ongeveer 100.
Het verblijf was zwaar. De kamers waren vies, men zat er opeen gepakt. De grotere ruimtes werden niet gebruikt en de kantine werkte op winstbasis; de vluchtelingen kochten de smakeloze koffie en thee die er voor 5 cent verkrijgbaar was (men kreeg 40 cent zakgeld per week) niet. Er was niets te doen voor de mannen en men begreep niet waarom vluchtelingen als misdadigers werden opgesloten.
Kamp Hellevoetsluis viel samen met dat van Hoek van Holland onder het Rotterdams Vluchtelingen Comité onder leiding van M. Hertzberger, dr. H. Cohen, mevrouw E. Cohen-Hartog en opperrabbijn A. B. N. Davids. Zij stelden vanwege de slechte omstandigheden in 1939 aan het ministerie voor om Böttger te ontslaan. Burgemeester Van Bommel, die in 1939 in Hellevoetsluis was aangesteld, had echter niets dan lof voor de kampcommandant.
Een maand later, in april, werd het kamp in Hoek van Holland ontruimd en kwamen nog eens 100 hellevoetsluiskampmosterdvevluchtelingen naar Hellevoetsluis. De situatie werd onhoudbaar. 70 mensen zaten in het hospitaal, 250 opeengepakt in de school. Op 15 april werd de nood iets verlicht doordat 100 vluchtelingen werden overgebracht naar Nunspeet (Mosterdveen – foto links).

Het kamp bleef zijn rol spelen binnen de gemeenschap van Hellevoetsluis. Zo is elektricien Erwin Lowry in dienst van middenstander Jaap Hartogh, slager Faeseler gedijde goed bij de Joodse clientèle en er waren tal van contacten.
Begin juni 1939 werd het kamp geïnspecteerd door de heer Bückert van Binnenlandse Zaken. Hij stelde dat er veel moet veranderen in het kamp. Zo ver kwam het niet, op 29 augustus 1939 werd het kamp met het oog op de komende mobilisatie ontruimd. De bevolking van het kamp werd naar Hoek van Holland overgebracht en vandaar ging men naar het vluchtelingenkamp op de Drentse heide dat inmiddels gereed was, kamp Westerbork. Daar kwamen de eerste 22 vluchtelingen op 9 oktober 1939 aan.


Oostzanddijk 8a – Roosje Frenkel
Op 25 juli 2011 werd er in Hellevoetsluis een Stolperstein geplaatst ter herdenking aan Roosje Frenkel, de enige Joodse vrouw die in 1940 in Hellevoetsluis woonde, op de Oostzanddijk 8a.
Roosje Frenkel kwam uit Amsterdam en werd daar geboren op 27 juli 1886 als dochter van Wolf en Froukje Frenkel. Ze was getrouwd met de niet-Joodse Gerardus van de Runstraat. In mei 1942 moesten alle Joden de ster dragen, Roosje moest dit ook en ze kreeg een J in haar persoonsbewijs.
Haar gemengde huwelijk vrijwaarde Roosje niet van deportatie en op 28 oktober 1942 werd ze met de andere Joodse families uit Zuidland, Spijkenisse en Heenvliet met het trammetje naar Loods 24 in Rotterdam gebracht. Vandaar werd ze naar Westerbork gestuurd en op 2 november naar Auschwitz. Daar werd ze op 5 november 1942 vermoord.

Oostkade – Joseph Hartog Rippe
Joseph Hartog Rippe werd op 27 mei 1871 in Hellevoetsluis geboren als oudste zoon van Izaak Rippe en Judith van Straten. Joseph was hotelier te Delft. Lid van de Gemeenteraad van Delft rond 1930, zat in het bestuur van de Kamer van Koophandel van Delft. Verder was hij voorzitter van de Afdeling Delft van de Nederlandse Bond van Hotel-, Koffiehuis-, Restauranthouders en Slijters en hij was voorzitter van de afdeling Delft van Horecaf. Joseph had nauwelijks interesse in zijn afkomst en het Jodendom. Joseph overleed op 12 juli 1940 in Delft.

Jacob Wiesebron
Op 24 augustus 1901 vierde Jacob Wiesebron (Hellevoetsluis, – Driebergen, ) zijn Bar Mitswah (kerkelijk meerderjarig). Jacob was zoon van Nathan Salomon Wiesebron (Brielle, – Hellevoetsluis, ) en Eva Haas (Hellevoetsluis, 6 januari 1862).

Gemeenteraad
Jacob Haas was wethouder van Hellevoetsluis en overleed op 18 mei 1894. Hij was gehuwd met C. Vles.
In de gemeenteraad werd in 1866 de heer Levie Morisco  (Zwartewaal, 11 februari 1806 – Hellevoetsluis, 28 december 1871) tot wethouder benoemd. Hij volgde C. F. Blankenstein op.

 

Bron:
Joodse vluchtelingen en het kamp in Hellevoetsluis, oudheidskamer Hellevoetsluis 1995, artikel A L Jonker.
stamboom Roosje Frenkel via ancestry.com,
joodsmonument.nl,
communityjoodsmonument.nl.
Streekarchief Voorne-Putten, Izaak Rippe, 089 Gemeente Hellevoetsluis, inventarisnummer 636.
Joods biografisch Woordenboek, Joseph Hartog Rippe, http://www.jodeninnederland.nl/id/P-3926 (geraadpleegd 8 oktober 2021)
Streekarchief Voorne-Putten, Levie Morisco, 089 Gemeente Hellevoetsluis (1811-1941), inventarisnummer 1213, aktenummer 121
morisco, Binnenlandsche Berigten. Amsterdam, 13 September 1866.. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 14-09-1866, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-10-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010871609:mpeg21:p003
J. Haas, Familiebericht. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 25-05-1894, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 08-10-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010858121:mpeg21:p006
Jacob Wiesebron, Familiebericht. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 16-08-1901, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 08-10-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874105:mpeg21:p005
Streekarchief Voorne-Putten, Jacob Wiesebron, 089 Gemeente Hellevoetsluis (1811-1941), inventarisnummer 641.
Aantal Joden 1910: Binnenland.. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 02-09-1910, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 09-10-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000570026:mpeg21:p00005
toestand synagoge,  “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 28-06-1918, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 09-10-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010859685:mpeg21:p003
Aantal Joden 1918: Stadsnieuws.. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 09-08-1918, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-10-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000572025:mpeg21:p00001
opheffen gemeente BINNENLAND Vergadering van den Ressertalen Kerkeraad, Ressort ‘s-Gravenhage.. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 04-01-1924, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 09-10-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010872463:mpeg21:p013

illustratie:
Beeldbank Streekarchief Voorne-Putten: Hellevoetsluis; Kijkje in de Haven van Hellevoetsluis, links het marinehospitaal, ca. 1903

gepubliceerd:
1 maart 2016

laatst aangepast:
13 december 2022