Marion van Straten

Het verhaal over Marion Julia van Straten is het verhaal over een kind dat de oorlog overleefde, over pleegouders, over “Rechtvaardigen over de volkeren” en ook over veel familieleden die de oorlog niet overleefden. Dit alles tegen het decor van Amsterdam en Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog.

Marion Julia van Straten werd op 28 april 1942 in Amsterdam geboren. Marion is de dochter van Toon Hermanus van Straten (Gorinchem, 10 december 1913) en Ziena (Zini) Berlijn (Amsterdam, 25 oktober 1917).
Toon had verschillende beroepen. Volgens Joodsmonument.nl was hij reiziger (marskramer), volgens de persoonskaart in het Stadsarchief in Amsterdam was hij journalist, maar ook ziekenverzorger in een rusthuis. Toen hij op negentienjarige leeftijd vanuit Gorinchem naar Amsterdam vertrok was het de bedoeling dat hij naar het toneel zou gaan. Hoewel Ziena in Amsterdam werd geboren, groeide ze op in Enschedé in een gegoed Joods gezin.

Toon en Ziena trouwden op 6 augustus 1941 en Marion was hun enige kind. In 1939 woonden Toon en Ziena op Waterlooplein 55hs bij de ouders van Ziena, na hun huwelijk op Weesperstraat 2a. Nadat vader Nathan Berlijn alleen op transport naar Westerbork moest, moeder was toen ziek en kon niet reizen, kwam moeder Julia Berlijn op de Weesperstraat 2a wonen. Vader stond bekend als een kunstzinnig man. Hij kon goed zingen, deed mee aan een cabaretgroep en speelde viool. Moeder werkte bij De Bijenkorf als verkoopster.

Op 3 mei 1942, vijf dagen na de geboorte van Marion, begonnen de anti-Joodse maatregelen van de bezetter duidelijk te worden. Dit was de dag dat de Jodenster verplicht werd, op 29 april 1942 was hij ingevoerd. De oproepen voor de ‘Arbeitseinsatz’ in Duitsland kwamen ook en Toon en Ziena vertrouwden het niet. Ze gingen naarstig op zoek naar een onderduikplaats voor hun baby.

Sara van Straten was de zus van Toon en zij had twee vriendinnen, Rietje Tukker en haar zus Catty Tukker. Rietje was lid van het verzet en toen zij in maart 1943 een prentbriefkaart met de vraag: ‘kan iemand voor ons hondje zorgen?” ontving was dat het signaal dat er een onderduik beschikbaar was voor Marion.

Rietje reisde naar Amsterdam om het ‘hondje’ op te halen en dat was natuurlijk Marion. Het afscheid van hun baby viel zeer zwaar voor Toon en Ziena. De kleine Marion moet dit ook gevoeld hebben. Later, bij aankomst in Gorinchem, lag ze stil in de box met grote tranen op haar wangen. Rietje zal het nooit vergeten, dokter Schöyer meldde dat het kind de angst en spanning gevoeld moet hebben.
Rietje nam Marion mee naar haar ouderlijk huis in Gorinchem, waar de gemeenschap dacht dat ze het kind van een Duitser gekregen had. Toen ze met Marion in haar kinderwagen op straat liep kwam ze een Gorinchemse tegen die vroeg hoe ze aan die kinderwagen kwam: “die heb ik verleden jaar aan de familie Van Straten verkocht”. Daardoor was deze onderduik niet meer veilig. Marion moest naar een andere plaats en via via kwam ze terecht bij het kinderloze echtpaar Jan Dirk en Cornelia van ’t Riet in Naaldwijk.

Jan Dirk en Cornelia
Jan Dirk had daar een slagerij en met zijn neef Siem raakte hij betrokken bij het verzet en verspreidde de illegale bladen Vrij Nederland en Trouw. Hij was lid van de Westlandse knokploeg.
Op 1 september 1944 vroeg de Rotterdamse knokploeg de hulp van de Westlandse knokploeg om de Maastunnel en de bruggen te laten bewaken, deze waren van groot strategisch belang. En zo raakte Jan Dirk ook bij de Rotterdamse knokploeg betrokken, later zou die knokploeg opgaan in de Binnenlandse Strijdkrachten.
Als slager slachtte Jan Dirk illegaal koeien. Daardoor kon hij nabijgelegen ziekenhuizen helpen, waaronder het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag. Naast deze verzetsdaden ontfermde het echtpaar Van ’t Riet zich over onderduikers en zeker zestien Joodse onderduikers hebben korte of langere tijd een veilige plaats bij hen gevonden in hun huis of in de slagerij. Er is daar, ondanks invallen, nooit iemand gepakt door een vluchtroute via de zolder en het dak. Jan Dirk is wel gearresteerd geweest, waarschijnlijk vanwege het illegale slachten.

Marion
Marion was net een jaar oud toen ze bij Jan Dirk en Cornelia (foto met Marion) wordt gebracht. Haar voornaam werd veranderd in Arry en ze was een stil en verdrietig meisje. Jan Dirk en Cornelia namen haar op als hun eigen kind en er ontstondt een hechte band. Ze namen zich voor Arry na de oorlog alleen af te staan aan de echte ouders. Toen na de oorlog duidelijk werd dat Toon en Ziena vermoord waren schreef Jan Dirk aan de Voogdijcommissie Oorlogspleegkinderen dat ze met gevaar voor eigen leven drie jaar voor Arry gezorgd hadden en dat zij niet beter wist dan dat Jan Dirk en Cornelia haar ouders waren. Van Marions familie was alleen nog een nicht over. Er is inderdaad een langdurige procedure gevoerd, Marion (Arry) is bij haar pleegouders gebleven.

Ziena van Straten – Berlijn werd met haar echtgenoot Toon Hermanus van Straten vermoord in Sobibor op 4 juni 1943, en ook Sara Frouke van Straten, de zus van Toon, werd in Sobibor vermoord op 4 juni 1943. Ze zaten in het transport van 1 juni 1943 naar Sobibor, een transport met 3006 mensen.

Nawoord
Het verhaal over Marion is een verhaal over liefdevolle pleegouders waar zij kon blijven. Er is echter veel controverse over het lot van Joodse kinderen en wat er met hen na de onderduik gebeurde. Al direct na de oorlog werd dit een groot politiek probleem waar uiteindelijk veel kinderen en families het slachtoffer van werden.

Ook rond Marion hebben verschillende instanties zich gebogen. De OPK (Rijkscommissie voor Oorlogspleegkinderen) vroeg in mei 1945 al waar Marion was en op 4 januari 1946 gaven de pleegouders van Marion aan de OPK door dat zij onder geen voorwaarde het kind willen afstaan, tenzij aan haar ouders en voor zover ze weten zijn die niet teruggekeerd. De Van ’t Riets gaven aan dat Marion sinds 15 juni 1943 bij hen verbleef en verzoeken tot voogd te worden benoemd.
Op 27 mei 1946 was een rapport over Marion en het pleeggezin klaar en de omstandigheden in het gezin Van ’t Riet worden als positief beoordeeld. Marion verkeerde nu in een gereformeerde omgeving. Hierin werd ze opgevoed, het geloof werd niet opgedrongen en ze werd niet gedoopt.

Op 1 april 1946 werd in het Nieuw Israëlietisch Weekblad een oproep geplaatst door de OPK om inlichtingen over Marion en haar ouders. Een kennis van Ziena, meldde dat het buiten kijf staat dat de ouders een Joodse opvoeding hadden gewenst. Dat wordt door anderen bevestigd. Er wordt zelfs een nieuw, Joods, pleeggezin gevonden, familie Van Dam uit Gorinchem. Vader Van Straten en de heer Van Dam kenden elkaar van uit hun jeugd.
Nadat de advertentie geplaatst was, meldde zich ook familie, Mily Brilleman-Mozes, de achternicht van Marion. Hoewel Mily het adres krijgt van de familie Van ’t Riet mogen zij Marion niet bezoeken.
De situatie rond Marion werd steeds getraineerd. Daardoor hechtte Marion zich steeds meer aan haar pleegouders en werd het terugplaatsen van Marion in een Joods milieu steeds moeilijker.
Op 15 januari 1947 kwam de zaak voor de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. Op 29 januari 1947 besloot de rechtbank dat de voogd Max Brilleman wordt en de toeziend voogd zijn vrouw Mily. De OPK en de pleegouders gaan tegen dit besluit in beroep.

Marion wordt onderzocht door het Medisch Opvoedkundig Bureau (MOB) te Amsterdam en in haar rapport stelt dit bureau dat Marion niet weet dat de Van ’t Riets haar ouders niet zijn. In de conclusie staat dat Marion bij overplaatsing, ook naar een goed gezin, ongunstig zal reageren. Aangetekend moet wel worden dat de kinderpsychiater A. J. de Leeuw – Aalbers van het MOB commissielid van het OPK was. Ze had al publicaties op haar naam staan waarin te lezen was dat ze de mening had dat kinderen trauma’s opliepen wanneer ze bij pleegouders weg moesten.
Op 9 april 1947 volgde de uitspraak van het hoger beroep. Daarbij wordt de beslissing van de arrondissementsrechtbank vernietigd en de voogdij gaat naar Jan Dirk en Cornelia van ’t Riet.

Daarna gaan Max en Mily Brilleman bij de Hoge Raad in beroep. Het beroep werd verworpen.

Marion bleef in Naaldwijk. Elk jaar kwam de Boerenleenbank op school om te rente van het schoolspaargeld bij te schrijven in de spaarbankboekjes. Dan wordt Marion van Straten opgeroepen en Arry van ’t Riet gaat dan het boekje halen. Marion ging er naar de christelijke school en over haar achtergrond werd niet gesproken. En zo groeide ze op zonder Joodse achtergrond.
Marion had het wel getroffen bij vader en moeder Van ’t Riet. Ze heeft een gelukkige jeugd maar haar verhaal is exemplarisch voor wat er met Joodse pleegkinderen na de oorlog gebeurde.

Marion van Straten is degene die de pleegouders heeft voorgedragen voor de onderscheiding “Rechtvaardige onder de Volkeren” van Yad Vasjem. Op 8 februari 2011 werd deze onderscheiding postuum uitgereikt.

 

 

bron:
Jodenster, wikipedia (geraadpleegd 1 dec 2014).
tijdlijn Kamp Westerbork.nl (geraadpleegd 1 dec 2014).
Ambassade van Israël, Yad Vashem, blad ter gelegenheid van de plechtigheid op 8 februari 2011.
Moei, Janneke de, Het verhaal van Marion van Straten, Ridderkerk 2008.
www.westlanders.nu, Echtpaar onderscheiden voor opvang Joodse onderduikers (geraadpleegd 6 december 2014).

illustraties:
uit programmaboekje plechtigheid 8 februari 2011.

gepubliceerd:
4 maart 2016

laatst bijgewerkt:
29 maart 2024