Op het Westnieuwland 5 was de firma J. van Raalte en Zoonen gevestigd. De familie Van Raalte was een uitgebreide Joodse familie die in Rotterdam haar sporen heeft achtergelaten.
De eerste Van Raalte van deze familie die zich in Rotterdam vestigde was Izak (Isak) van Raalte (Deventer, 1802 – Rotterdam, 1881). Izak vestigde zich in Rotterdam vóór 1825, het jaar dat hij met Grietje de Sterke (Rotterdam, 27 oktober 1801 – 1886) huwde.
In 1829 woonden Izak en Grietje op de Schiedamschedijk C 481 als winkelier in mutsen en na 1841 op dezelfde dijk op nummer C 106. Hoewel dit een arm deel van de stad was moeten Izak en Grietje in een redelijke financiële positie gekomen zijn, want hij werd in 1836 lid van het College van Parnassijns.
In dat jaar bezocht de heer S. L. de Sterke het college en meldde dat er een groot pand beschikbaar was dat geschikt zou zijn als Oudeliedengesticht. Izak werd benoemd in de commissie die de plannen tot uitvoer moet brengen, en nadat het gesticht in 1837 geopend werd, bleef hij regent tot 1844.
Waarschijnlijk was Izak de oprichter van de firma J. van Raalte en Zoonen, waarbij hij bij de ondertekening de J. gebruikte, de eerste letter van de Hebreeuwse vorm van Izak, Jitschak. Overigens komt de bedrijfsnaam I. van Raalten en Zonen ook wel voor in advertenties.
Izak had acht broers en een zus.
Joël
Een zoon van Izak en Grietje was Joël. Hij werd geboren in 1828 en betekende veel voor de joodse gemeenschap in Rotterdam. Hij werd in 1857 bestuurslid van het Israëlitisch Weeshuis en blijft in het bestuur tot zijn overlijden in 1893. Joël trouwde op 6 april 1859 met Rosa Hermann uit Koblenz.
David
David was een andere zoon van Izak en Grietje en werd geboren in Rotterdam op 25 april 1839 en overleed in Bad Kissingen op 25 april 1895. David werkte al in de engros-textielzaak en was gehuwd met Antje de Jongh (Rotterdam, 13 september 1844 – 19 januari 1916), telg uit het geslacht van de andere engros-textielhandelaar in Rotterdam. Tussen beide families zijn er meer huwelijken bekend.
David en Antje hadden tien kinderen en twee van de zonen werden firmant, Isidor (Rotterdam, 10 maart 1865) en Gerard (Rotterdam, 17 juli 1867). Beide broers bleven ongehuwd en woonden in het pand op de Westersingel 118 bij hun moeder. In 1928, moeder overleed in 1916, verhuisden ze naar de Hasselsestraat 3 in Scheveningen.
Isidor was zes jaar regent van het Gesticht voor Israëlitische Oude Lieden en van 11 september 1922 tot 11 september 1928 van het Nederlands Israëlitisch Armbestuur.
Isidor werd naar Westerbork gedeporteerd waar hij op 25 juli 1943 omkwam en op 28 juli 1943 gecremeerd werd. Zijn as werd bijgezet op de Joodse begraafplaats in Diemen. Gerard was regent van het Israëlitisch Weeshuis van 1909 tot 1928. Hij werd vermoord in Bergen-Belsen op 3 september 1944.
Joseph
Een neef van David en Joël was Joseph van Raalte (1844-1926), zoon van Ephraim van Raalte (1811-1851). Joseph was lid van de gemeenteraad van Vlissingen (1880 – 1919) en is daar begraven op de Joodse begraafplaats aan de Vredehoflaan.
Hij was directeur van de scheepswerf “De Schelde” vanaf de oprichting in 1875 tot aan 1919. Zijn grafsteen werd op 24 december 2014, samen met nog een grafsteen, door vandalen vernield.
Het bedrijf
J van Raalte en Zoonen was een grossier in manufacturen. Het was een van de grootste spelers op dit terrein. Deze groothandel leverde niet alleen binnen ons land, maar in de bronnen zijn ook advertenties te vinden voor de verkoop naar Engeland en Nederlands-Indië.
bron:
joodsmonument.nl
Hausdorff, D, Een vooraanstaande Joodse familie, stadsarchief Rotterdam
www.genealogieonline.nl stamboom van traa (geraadpleegd 28 dec 2014)
Illustraties:
foto grafsteen Joseph van Raalte: omroep zeeland
diefstal: Rotterdams Nieuwsblad 13 aug 1898.
Westnieuwland prentbriefkaart 1900. Collectie Stadsarchief Rotterdam beeldbank 4029_PBK-3370.
gepubliceerd:
5 maart 2016
laatst bijgewerkt:
17 januari 2024