Poortugaal – Maasoord

maasoord
Beeldbank Stadsarchief Rotterdam, 4029_PBK-1983-1323

Poortugaal heeft als zelfstandige gemeente bestaan van 1664 – 1984. Daarna fuseerde de gemeente en kwam het grootste deel van de voormalige gemeente Poortugaal te vallen onder de gemeente Albrandswaard. Van een echte Joodse gemeenschap in Poortugaal is geen sprake geweest, hoewel er bij een inventarisatie in 1809 sprake was van zes Joodse inwoners. Toch komt deze gemeente regelmatig terug als overlijdensplaats. Reden daarvoor is het krankzinnigengesticht Maasoord van de gemeente Rotterdam dat in deze plaats gevestigd was (nu Delta Psychiatrisch Ziekenhuis).

Binnen de gemeenschap van Poortugaal werd Maasoord goed geaccepteerd. Er was veelvuldig contact tussen dorp en inrichting en zo speelde en trainde bijvoorbeeld de voetbalvereniging Oude Maas op het terrein van Maasoord.
maasoord3Maasoord werd in 1909 gesticht en de behandeling van de patiënten ging zoals het in die jaren gewoon was – veel op bed, veel in bad. Alles was erop gericht om de patiënten te kalmeren, een echte behandeling bestond niet.
In 1928 kwam daar de eerste verandering in. De toen nieuwe directeur Pameijer (1888 – 1956) zag heil in het actief houden van de patiënten en wilde de mensen door arbeid tot ontspanning activeren. Verschillende activiteiten werden georganiseerd, zoals werken op het land, huishoudelijk werk en er zijn foto’s van de naaikamer uit 1928.

Met de komst van Johannes van der Spek, in 1931, veranderden er nog een aantal zaken. Hij introduceerde een aantal behandelingen, waarvan we nu ons wel eens afvragen of ze effectief waren, maar ze luidden wel een ander kijk op de psychiatrische patiënt in. De patiënt werd nu gezien als een ziek persoon die behandeld kon worden. Van der Spek introduceerde in Maasoord de elektroshock, de elektronarcose en insulinekuren.

maasoord2
Beeldbank Stadsarchief Rotterdam. Maasoord (1924 – 1928) 4029_PBK-2005-277

Tot ver na de oorlog kwamen veel mensen met een psychisch probleem in Maasoord terecht. Dat betrof zwakbegaafden, mensen met een psychiatrisch probleem en ook mensen met dementie, met als voorbeeld de 81-jarige schoenmaker Benjamin Frenk uit de Krattensteeg in Rotterdam. Ondanks het feit dat de Joodse gemeenschap in Nederland uitstekende psychiatrische ziekenhuizen had (zoals het Apeldoornsche Bosch) kwamen ook Joodse Nederlanders hier terecht – wellicht vanwege de afstand tot de andere inrichtingen of omdat men het niet nodig vond om naar een Joodse instelling te gaan.

Onderduikers
In Poortugaal hebben Joodse Nederlanders ondergedoken gezeten en Maasoord was een goede locatie. Dr. Ketel, die op Maasoord werkte, speelde daarbij een grote rol en hij bracht de Joodse Nederlanders onder in een van de paviljoenen.

Slachtoffers oorlog
De volgende Joodse Nederlanders hebben in de oorlogsjaren in Maasoord gewoond – hetzij in de onderduik, hetzij als patiënt (overzicht niet compleet):

Salomon Melhado (Rotterdam 29 maart 1865 – Poortugaal, 20 oktober 1943) was fruithandelaar en woonde in de Helmersstraat tot aan het bombardement op Rotterdam.
Betti Bertha Meijler (Oss, 14 april 1865 – Poortugaal, 26 augustus 1942) begraven op de Joodse begraafplaats aan het Toepad in Rotterdam.
Salomon de Jong (Enschede, 20 maart 1868 – Poortugaal, 26 mei 1942).
Salomon Alexander Maarssen (Rotterdam, 5 februari 1877 – Poortugaal, 31 augustus 1942).
Levie Cohen (Rotterdam, 9 november 1877 – Poortugaal, 5 april 1945).
Bertha Schorn-Mendel (Rotterdam, 27 december 1882 – Poortugaal, 2 juli 1942), begraven op het Toepad te Rotterdam. Haar gezin woonde op de Mathenesserweg 187b.
Joseph Kloot (Rotterdam, 17 maart 1888 – Poortugaal, 7 januari 1942). Is begraven op het Toepad.
Philippine Josephina Philipse (Brielle, 12 september 1888 – Poortugaal, 3 mei 1945. Zij was de verstandelijk gehandicapte dochter van Jannetje van Buren en Joseph Salomon Philipse uit Brielle. Zij werd opgenomen in Maasoord om aan de transporten te ontkomen. Dat plan werkte, maar ze overleed in Maasoord aan een hartstilstand net voor het einde van de oorlog. Meer over haar familie via deze link.
Emanuel Cohen (Rotterdam, 2 juni 1892 – Poortugaal, 29 januari 1945).
Abraham Klein (Rotterdam, 1 april 1897 – Poortugaal, 27 januari 1945).
Philip Pool (Rotterdam, 9 april 1902 – Sobibor, 2 juli 1943)
Johanna Wilhelmina Pieternella Baljon (Rotterdam, 21 januari 1911 – Poortugaal, 30 maart 1945).

Nader onderzoek
Het is opvallend dat verhoudingsgewijs een groot aantal Joodse patiënten in de laatste maanden van de oorlog in Maasoord is overleden. Tijdens een van de interviews met een nabestaande werd mij gemeld dat dit geen toeval was en werd er gesproken over het geven van een (dodelijke) injectie. Het is aan te bevelen om dit nader te onderzoeken.

Geen ontruiming
Maasoord is in de oorlog niet ontruimd. Tegelijk was er geen inrichting in Nederland waarbij zoveel medewerkers lid waren van de NSB. De bezetter was dagelijks op het terrein aanwezig. De instelling werd steeds bedreigd met ontruiming maar dit vond niet plaats.

In Poortugaal werd een Ortskommandantur ingericht. Daar werden soldaten ingekwartierd en vanaf dat moment werd Maasoord dagelijks door de bezetter bezocht, al dan niet met een duidelijke reden. De Duitsers richtten een wachtpost in aan het haventje bij de Oude Maas. Steeds weer maakte de bezetter aanstalten om de inrichting te vorderen, maar geneesheer-directeur Johannes van der Spek wist dit door zijn overtuigingskracht tegen te houden. Na de oorlog vertelde hij over deze gesprekken: “Talloos waren hun verlangens en bezwaren en toch moest ik de aandacht zoveel mogelijk van Maasoord afleiden en geen sfeer scheppen waarin besprekingen onmogelijk waren.

Van der Spek voelt zich verantwoordelijk voor patiënten en personeel. Hij weet hoe het standpunt is van de nazi’s ten opzichte van krankzinnigen en de NSB deelt deze visie. De Duitse officieren blijken bovendien op de hoogte te zijn van het vergassen van de Duitse krankzinnigen in Duitsland en Joodse krankzinnigen waren de eersten die vergast werden.
“Het werd geven en nemen”, aldus Van der Spek: “Als een Duitser beleefd iets vroeg, was ik hoffelijk terug, maar ik probeerde wel datgene te bereiken wat mogelijk was”. Niet iedereen begreep de houding van Van der Spek. Na de oorlog werd hem dan ook een pro-Duitse houding verweten.

De NSB
Binnen de inrichting waren er felle politieke discussies tussen werknemers die de NSB aanhingen en andere werknemers. Ook dat vormde een gevaar, want deze medewerkers beklaagden zich bij de plaatselijke afdeling in Poortugaal en zochten het later zelfs hogerop. Ze rapporteerden aan hun organisatie datgene wat volgens hen niet goed ging in Maasoord. Dat leidde tot een bezoek van de Sicherheitspolizei in november 1940. Er vonden verhoren plaats en toen de Sicherheitspolizei vertrok, maakte Van der Spek aan zijn personeel bekend dat men een vijandige houding jegens de Duitse bezettingsoverheid had ervaren. En in het belang van de inrichting was dat volgens Van der Spek geen goede zaak. Hij droeg zijn personeel op om op geen enkele wijze uitdrukking te geven aan die gezindheid; “noch in woord, noch in gebaar, noch in gezelschap, noch als men zich alleen waant.”
Het aantal medewerkers die lid of sympathisant waren van de NSB bedroeg veertig. Zij bleven permanent alert tijdens de oorlog en bleven klagen bij hun partij. Dat leidde ertoe dan Van der Spek zich hierover eerst moest verantwoorden bij de Ortskommadantur en later zelfs bij de Procureur Generaal in Den Haag. Om Van der Spek in de gaten te houden werd er een NSB Sociale Voorman aangesteld en Van der Spek was constant op zijn hoede voor deze medewerker.

Joodse patiënten
Van de 1100 verpleegden was een deel Joods. De steeds verder gaande anti-Joodse maatregelen troffen ook hen. Reizen zonder toestemming werd onmogelijk en dit had ook implicaties voor het bezoek aan deze patiënten. De inrichting verlaten op (proef)verlof werd alleen nog mogelijk na ingewikkelde procedures. In mei 1942 werden in de inrichting Jodensterren afgeleverd, maar ze werden niet aan de Joodse patiënten uitgereikt.
Eind juli 1942 ontvingen de eerste Joden in Rotterdam de oproep om in Duitsland te gaan werken. In Maasoord leidde dit tot de opname van nieuwe ‘patiënten’, dit met de medewerking van artsen die voor de ‘verwijzing’ zorgen. Verder blijkt dat op 8 juli 1942 een grote groep patiënten uit Maasoord was overgebracht naar Het Apeldoornse Bosch (dagboekbrieven Klara van Aals). In Maasoord werden nieuwe patiënten opgenomen.

Gedurende 1942 werd de deportatie van de Rotterdamse Joden geïntensiveerd. De ziekenhuizen en inrichtingen werden vooralsnog met rust gelaten. Hier kwam een einde aan op 31 december 1942 toenr in Loosduinen in de inrichting Oud-Rosenburg een razzia werd gehouden en 100 Joodse patiënten worden afgevoerd. In januari 1943 volgt de dramatische ontruiming van de grote Joodse inrichting ‘Het Apeldoornsche Bosch‘ en op 26 februari 1943 het Joods Weeshuis, het Joods bejaardenhuis en het Joods ziekenhuis in Rotterdam.

In Maasoord kwam de vraag naar boven of het voor de Joodse patiënten in de inrichting, met zijn vele NSB’ers, niet gevaarlijker was dan daarbuiten. De Joodse Raad werd daarin om advies gevraagd en deze Raad adviseerde om de patiënten die dat kunnen te laten vertrekken.
Maar, tegen alle verwachtingen in, werden er in het voorjaar van 1943 geen Joodse patiënten uit Maasoord weggehaald.

28 maart 1944
Op 28 maart 1944 komt het wel tot een inval. Zeventig Duitse militairen en dertig man Sicherheitspolizei zetten de ingangen af en gaan de paviljoens binnen. Van der Spek wordt onmiddellijk ontboden en zag toen hij aankwam dat Joodse patiënten al werden afgezonderd. Op het kantoor was de bezetter bezig met de cartotheek en men was zeer goed op de hoogte over waar men moet zijn.
De Duitse leider deelde Van der Spek mede dat er van verschillende kanten berichten gekomen waren dat er in Maasoord veel Joden en onderduikers verborgen zijn. De directeur zegt dat er geen onderduikers zijn, ze worden ook niet gevonden.
De leider van de inval is de Untersturmführer bij de Sicherheitsdienst Burghoff. Met hem begon Van der Spek een gesprek over het deporteren van de Joodse patiënten. Van der Spek zei over dit gesprek in september 1945: “Ik heb lang en ernstig met hem gesproken en wat ik allemaal gezegd heb, weet ik niet meer. Ik was geïnspireerd. Het resultaat was dat hij toestond dat de Joden naar hun paviljoens konden terugkeren. Bij de bespreking vroeg ik hem of ze ook voor de toekomst veilig zouden zijn. Hij heeft me dat bevestigd. Ik moest hem persoonlijk een lijst van de aanwezige Joden doen toekomen. Ik had op grond van de bespreking de indruk gekregen dat zijn toezegging ernstig bedoeld was. Op dat ogenblik had hij de joden, bijeengedreven, nog in zijn macht en een weigering zou naar mijn mening de positie van de Joden verergeren. Op 1 april 1944 is de lijst toegezonden. Geen enkele Jood is sindsdien bij ons weggehaald.
Toen de militairen en de rechercheurs vertrokken was iedereen zeer opgelucht, de Joodse patiënten van Maasoord werden met rust gelaten.
Ook Van der Spek was verbaasd over de afloop. Na de oorlog kreeg hij het verwijt dat hij de lijst met Joodse patiënten naar de SD heeft gezonden. De afloop werd gezien als resultaat van handig optreden en een gelukkig toeval.

De Sicherheitsdienst van Rotterdam was berucht en Paul Burghoff (Dantzig, 23 februari 1898) gold als een fanatiek staflid. Hij claimde na de oorlog geen overtuigd nazi te zijn en dat hij pas lid van de NSDAP werd toen dit voor ambtenaren noodzaak werd. Hij liet in de gevangenis in 1945 weten dat, wanneer er een persoonlijk beroep op hem gedaan werd, hij Nederlanders in uiteenlopende situaties heeft kunnen helpen. Dat was echter niet de waarheid: Zo stelde hij in 1944-1945 het doodvonnis op van 154 Rotterdammers die gefusilleerd waaronder tientallen Joodse burgers. Zijn leidinggevende Wölk hoefde alleen nog het dossier aan de buitenkant te tekenen. De enige reden dat Burghoff persoonlijk hij geen bloed aan zijn handen heeft, is dat hij anderen zijn moordvonnissen liet uitvoeren. In 1948 werd in Rotterdam 15 jaar tegen hem geëist, onder andere  wegens het fusilleren van negen man die op 21 december 1944 een overval hadden gepleegd op het SD-gebouw aan de Heemraadssingel en het doodschieten van drie man op 14 september 1944 in de tuin van hetzelfde gebouw. Deze mannen waren eerder ernstig mishandeld. Uiteindelijk kreeg Burghoff zes jaar.

 

bron:
stadsarchief Rotterdam,
joodsmonument.nl
Moei, Janneke de, Een Duitse inval…geen ontruiming, het wonder van de psychiatrische inrichting Maasoord, Auschwitz Bulletin 57 nummer 4, december 2013, 10-12.
Syzette Wijers, Als ik wil kan ik duiken …, Brieven van Claartje van Aals, verpleegster in de joods psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch 1940 – 1943 (Amsterdam 1995)
F A M van Riet, Handhaven onder de nieuwe orde: de politieke geschiedenis van de Rotterdamse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog (Zaltbommel 2008) 250 (Burghoff)
“Laatste bedrijf van een triest drama”. “Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad”. Rotterdam, 10-06-1949. Geraadpleegd op Delpher op 29-10-2018, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010950152:mpeg21:a0072
“’t Was bevel, DUS de SD voerde het uit Tweemaal voor ’t vuurpeloton Tegen Burghoff 15 jaar geëist”. “Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad”. Rotterdam, 21-12-1948. Geraadpleegd op Delpher op 29-10-2018, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010949923:mpeg21:a0005
Nationaal Archief, 2.07.01.04, Archief van het Opper-Consistorie der Israëlieten, bestanddeel 4, aantal Joden Maasland (1809)

illustratie:
Beeldbank stadsarchief Rotterdam, 4029_PBK-1983-1323
Beeldbank Stadsarchief Rotterdam. Maasoord (1924 – 1928) 4029_PBK-2005-277 

gepubliceerd
1 maart 2016

Laatst bijgewerkt:
21 juni 2023