Montefiore

In 1883 werd in Rotterdam opgericht “Hachnosas Orechiem Lichwoud Mousche Montefiore”, “Steun aan doortrekkenden ter eere van Mozes Montefiore” oftewel Montefiore. Het doel van deze vereniging was: “behoeftige vreemdelingen te Rotterdam doortrekkende, te ondersteunen, zoo mogelijk te hunner opname een asiel te onderhouden en in buitengewone gevallen ook niet te Rotterdam doortrekkende, steun te verlenen”.

Doel
Het doel was de vluchtelingen verder op weg te helpen. Ze gingen er niet van uit dat de vluchtelingen hier bleven, zoals in enkele gevallen wel gebeurde. Ze hielpen ook mensen met het geld voor de passage en in 1891 werd een hotel ingericht voor de uit Rusland gevluchte Joden aangezien zij ’tot nu toe genoodzaakt waren in NIET Joodse logementen en somtijds in huizen van verdacht allooi een onderkomen te zoeken’.
Montefiore telde veel leden, ook onder niet-Joden. Er was veel geld nodig om de emigranten te voorzien aan alles wat hen ontbrak en dus werden er benefiet-voorstellingen georganiseerd en inzamelingen gehouden. Vanuit het buitenland werd de organisatie ook ondersteund. Tussen 1883 en 1898 kon de vereniging 15.000 Joodse passanten helpen.
Rond 1900 werd een en ander moeilijker, vooral door de onregelmatige toevloed van grote groepen Roemeense Joden. De antisemitische terreur in Roemenië zorgde voor grote groepen vluchtelingen. Montefiore kon deze groepen niet huisvesten, men was in Rotterdam aangewezen op de logementen waarvan er een aantal zo slecht en zo overbevolkt waren dat de volksgezondheid in het gedrang kwam.

1900
Het gemeentebestuur schoot te hulp en op 20 juli 1900 werd besloten dat men het pand “Boschhoek 7” bij de Baan uiterlijk drie maanden kosteloos mocht gebruiken. Maar de toevloed hield aan, de huisvestingsproblemen evenzeer, en keer op keer moesten deze drie maanden met drie maanden verlengd worden. Op 1 december 1902 moest Montefiore het pand verlaten en halverwege dat jaar gaf de vereniging aan dat het pand “Villa Groendal”, Westzeedijk 219, een geschikte nieuwe locatie zou zijn. Het gemeentebestuur stemde in.

Groendal voorzag in de behoefte totdat in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de toestroom aan vluchtelingen sterk toenamt. Villa Groendal was te klein, in eerste instantie mocht men een tent in de tuin plaatsen die als dagopvang dient, maar het werd nodig om aan de Oppert 122 een extra locatie in te richten waar de vluchtelingen konden slapen. Verder deed Montefiore een beroep op de Israëlitische kerkbesturen om financieel te ondersteunen; de gigantische taak kan financieel niet door de vereniging worden opgebracht. Montefiore zou tot 1927 in het pand op de Westzeedijk blijven. De villa bestaat niet meer, nu staat de Medische Faculteit op dit terrein.

Hoe lang
Ook interessant is het om te weten hoe lang de emigranten gemiddeld in de stad bleven. Volgens de cijfers van de verenigingen was dat gemiddeld vier dagen. Dan ging men verder met de boot naar Noord- of Zuid Amerika óf, wanneer de passant te arm was, naar Engeland waar de Britse zusterorganisaties de emigranten financieel verder hielpen en de emigratie via de Britse havens verder ging. De vereniging wilde de passanten ook zo snel mogelijk verder helpen, elke dag die men langer bleef kostte de vereniging geld in verband met maaltijden en huisvesting.

Maasstation 1905, Collectie Stadsarchief Rotterdam 4029_PBK-1983-1109

Aankomst
Het eerste wat de emigranten van deze vereniging vaak merkten was de begeleiding van het Maasstation (gesloten in 1953) naar de Leuvehaven. In de drukste perioden van de emigratiegolf was er drie keer per dag zo’n begeleiding.
De passanten werden nauwkeurig geregistreerd. Bij aankomst wilde men weten waar men vandaan kwam en wat het beroep was. Vanuit deze gegevens weten we dat zo’n 60% uit arbeiders bestond, 30 – 35% uit kooplieden en de overigen uit intellectuelen, artiesten en onderwijzers. Dit betrof de mannen; vrouwen kregen de aantekening “zonder beroep”. Maar of men dit naar waarheid opgaf is onduidelijk, Montefiore had niet de middelen om dit te controleren.
Het doel van deze vragen was om na te gaan of de landverhuizers zelf geheel of gedeeltelijk konden bijdragen in de kosten van de passage. In 1904 bijvoorbeeld betaalde de vereniging in 671 gevallen de passage geheel, in 43 gedeeltelijk en 141 passanten moesten na onderzoek de emigratie zelf betalen. Daarnaast werd de passanten wat geld meegegeven om te voorkomen dat men aan de grens met het nieuwe land teruggestuurd zou worden als paupers.

Montefiore reguleerde de emigratie op meer fronten, in 1905 liet men 1779 mensen stelselmatig naar verschillende plaatsen in de Verenigde Staten en Canada vertrekken om opeenhopingen op grote plaatsen te vermijden. Hiermee meende men te voorkomen dat de Amerikaanse autoriteiten de emigratie aan banden ging leggen. Maar niet iedereen emigreerde naar de Verenigde Staten, er waren ook mensen die, gedreven door heimwee, terugkwamen en zij kwamen daarna vaak moeilijk de Duitse grens over. En er komt een groep mensen terug waarbij men een besmettelijke ziekte constateerde bij aankomst in het emigratieland. Zij werden in Rotterdam in het ziekenhuis behandeld en konden vaak een aantal maanden later de reis opnieuw maken, met uitzondering van de ongeneeslijk zieken, die gerepatrieerd werden. De laatste groep die de Nieuwe Wereld niet inkomt zijn de zwakzinnigen, die in het Rijkskrankzinnigengesticht werden opgenomen.

Het werk dat Montefiore gedaan heeft is voor veel levens essentieel geweest. Maar hoe was de verhouding met de Joodse wereld in Rotterdam? Die was moeizaam, in het bijzonder met het kerkbestuur. De belangstelling was minimaal, Montefiore had steeds maar zo’n 130 leden, waarvan éénzesde deel niet-Joods was. Aan de andere kant waren er in deze periode zo’n 15 Joodse liefdadigheidsinstellingen die om ondersteuning vroegen. De spoeling was dus dun. Montefiore stond soms “alleen” in haar werk, ondanks de samenwerking met de zusterorganisaties in andere steden, zoals Amsterdam. Dit gebrek aan steun had ook te maken met het beeld van de zo andere Oost Europese Joden, met hun traditionele kleding, hun Jiddisj en de armoede en de angst dat deze grote groep vreemdelingen het antisemitisme in Rotterdam zou aanwakkeren.

Verder lezen:
Een artikel uit 1914 over de stichting van deze vereniging staat hier.
Het jaarverslag over 1925, met cijfers over hoe groot de hulp was, staat hier.

 

bron:
bewerking uit Rotterdams Jaarboekje, Historisch Genootschap Rotterodamum. Artikel was een bewerking van een doctoraalscriptie aangevuld met gegevens uit “Toen zij uit Rotterdam vertrokken” Uitgeverij Waanders, 1990.

illustratie:
Maasstation 1905, Collectie Stadsarchief Rotterdam 4029_PBK-1983-1109

gepubliceerd:
27 februari 2016

laatst bijgewerkt:
6 mei 2023