
In Brielle woonden bij het uitbreken van de oorlog 22 Joodse Nederlanders. Ook in de plaatsen om Brielle heen, zoals Oostvoorne, waren er Joodse inwoners. Deze mensen werden vrijwel allemaal opgepakt en afgevoerd naar de kampen.
Maar op Voorne-Putten waren ook Joodse onderduikers, een deel van hen overleefde hier de oorlog.
Sophia Berendsen
In Zwartewaal was mevrouw Sophia Berendsen – van Dijk uit Terborg ondergedoken. Zij zat bij Jan en Neeltje van de Hoek.
In het voorjaar van 1944 kreeg Sophia kanker. Jan en Neeltje verpleegden haar zo goed ze konden maar zonder opname in het ziekenhuis zou ze niet overleven. Ze moest naar het ziekenhuis en ze had geen papieren om zich te legitimeren. Ze gaf toe dat de Joods was en ze werd geweigerd. Ze ging terug naar Zwartewaal maar een ziekenhuisopname bleef nodig. Ze ging toen met met vervalste papieren naar het Diaconessenziekenhuis in Rotterdam, maar dat was te laat. Ze overleed in het Diaconnessenhuis in Rotterdam op 23 juni 1944. Ze werd begraven in Poortugaal en na de oorlog werd ze herbegraven op de Joodse begraafplaats in Rotterdam aan het Toepad.
Op 29 juni 1995 werden Jan van der Hoek en zijn vrouw Neeltje van der Hoek – Eland onderscheiden door Yad Vasjem.
Maurits Berendsen
Haar zoon Maurits van negen jaar oud ging eerst naar de familie Hoogvliet in Rockanje en toen het daar te gevaarlijk werd, werd hij overgebracht naar Arie en Japie Bekker in Oostvoorne. Maurits heeft zijn moeder twee keer kunnen bezoeken in het ziekenhuis, een gevaarlijke onderneming aangezien iedereen door de nazi’s gecontroleerd werd op de Spijkenisserbrug.
Peter Oppenheimer
De Duits-Joodse Peter Oppenheimer kwam bij de familie Braal, Izaak Bezemer van negen jaar uit Amsterdam kwam bij de familie Janus van Herk.
De ouders van Izaak waren al vermoord, hij kreeg in de oorlog de schuilnaam Jan Broekhuizen en bleef na de oorlog bij de familie Van Herk wonen.
Peter woonde bij de familie Van Braal, vader Frans, moeder Mies en twee kinderen met de derde op komst, en met 22 andere mensen in “Het Buitenhuis” gedurende de hongerwinter. Bij die 22 mensen zat naast Peter ook een Canadees, Phillip Pochailo, wiens vliegtuig neergeschoten was.
Saul Cohen
Saul Cohen uit Amsterdam was acht jaar toen hij bij de familie Piet en Jaan Brobbel in Zwartewaal werd ondergebracht. Saul kreeg de schuilnaam Wim van der Berg. Er werd gezegd dat hij een wees was en zijn ouders bij het bombardement op Rotterdam waren omgekomen. Saul kwam na de oorlog bij zijn ouders terug. Het echtpaar Brobbel werd op 10 september 1974 geëerd met de Yad vaSjem-onderscheiding.
Mirjam Cohen
Zijn zusje Mirjam Cohen van vijf jaar oud kwam bij de familie Arie en Teuntje van der Sluis in Spijkenisse. Zij kwam vanuit Rotterdam op de fiets naar Spijkenisse. Ze kreeg de schuilnaam Marietje Barendsen. Ver na de oorlog vertrok Mirjam, nu Mirjam Fulda-Cohen, naar Engeland en kreeg er vijf kinderen.
Er waren nog twee kinderen in het gezin Cohen, Lea en Mordechai. Ook zij overleefden de oorlog evenals de ouders Nisan Simon Cohen (Rotterdam, 22 februari 1902) en Roza Packter (Amsterdam, 26 april 1908). In 1974 verhuisde dit gezin naar Jeruzalem.
Maurits, Saul en Mirjam werden na de oorlog door hun vaders opgehaald.
bron:
Kitty, zomaar een meisje uit Brielle – artikel van Riet de Leeuw van Weenen.
joodsmonument.nl,
spijkenieuws.nl,
yadvasjem.org,
maxvandam.info,
braal family history,
vp-info.nl.
illustratie:
Het Diaconessenhuis aan de Westersingel 1940. Collectie Stadsarchief Rotterdam beeldbank 4029_PBK-543
Laatst bijgewerkt:
28 maart 2020