In het najaar van 2013 werd Efraim Mirvis de nieuwe Britse opperrabbijn. Mirvis is de elfde opperrabbijn sinds Aaron Hart in 1704 werd benoemd. Eigenlijk de twaalfde, want direct voor Hart was er al een opperrabbijn. In Engeland is men hem ‘vergeten’. In Rotterdam wordt hij herdacht, want na Londen werd Jehoeda Löb ben Efraim Asjer Ansjel Hamburger opperrabbijn in Rotterdam. David Hausdorff schreef 35 jaar geleden, in zijn boek Jizkor, over de geschiedenis van de Joden in Rotterdam [1] , over Jehoeda Löb ben Efraim Asjer Ansjel: “Van hem weten we vrijwel niets”. Daar is nu verandering in gekomen.
door Ruben Vis, 7 januari 2014.
Waar begraven?
In 2008 kreeg de Joodse Gemeente Rotterdam de vraag of zich in Rotterdam het graf bevindt van opperrabbijn Jehoeda Löb ben Ephraim Anschel HaCohen [quod non – hij was geen koheen], uit Hamburg, die rabbijn was in Londen en rabbijn werd in Rotterdam in 1700. Ook was hij interim rabbijn in Amsterdam, van 1707 tot 1708. Ik kreeg de vraag doorgestuurd. Het antwoord kon gemakkelijk worden gegeven. Hij ligt begraven op de rabbijnenregel van de Hoogduits Joodse begraafplaats te Muiderberg.
Ongevraagde informatie
Maar meer nog dan met dat antwoord, was de vragensteller verguld met de ongevraagde informatie die ik hem aanvullend gaf. Rabbijn Yosef (Yossi) Prager uit Modiin Illit in Israël die de vraag had gesteld, bleek bezig te zijn met een artikel over de eerste Asjkenazische rabbijnen van Londen, in de 18e eeuw. De door mij aanvullend verstrekte informatie betrof de tekst uit het boek Jizkor (blz. 37) over hem. Hausdorff is over Jehoeda Löb uiterst summier: “Van hem weten we vrijwel niets”. Waarop slechts vier zinnen volgen: Van hem weten we vrijwel niets. Hij was eerst rabbijn in Londen, kreeg daar moeilijkheden wegens zijn onomkoopbaarheid. Hij verliet Londen en was in Rotterdam als rabbijn in functie van ongeveer 1700 tot ongeveer 1708. Hij vestigde zich toen in Amsterdam, kreeg in 1714 opdracht van de Amsterdamse parnassijns gedurende hun onenigheid met Chagam Tsewie een huwelijk in te zegenen. Hij was in 1707 opperrabbijn ad interim van Amsterdam. [2]
Maar … Rotterdam herdenkt zijn opperrabbijnen
Ik stuurde Prager in vertaling de bovenstaande passage uit het boek Jizkor. Voorts schreef ik: Rotterdam herdenkt zijn opperrabbijnen. Twee keer per jaar wordt er een Memorjizkor gezegd voor alle Rotterdamse opperrabbijnen, inclusief Jehoeda Löb ben Efraim Asjer Ansjel.
De Hemel heeft ingegrepen
Blijer had ik Prager niet kunnen maken. Want wat bleek, het stoorde hem dat Jehoeda Löb niet in Londen werd herdacht. De reden voor mijn plotselinge interesse in de geschiedenis van de Rotterdamse Kehilla is dat ik het voornemen heb een artikel te schrijven over de vroegste tijd van de Asjkenazische gemeente in Londen. Toen ik de naam van rabbi Jehoeda Löb tegenkwam, stoorde het mij dat zijn naam ontbreekt in het Londense Memorboek. [Het Londen Memorboek is of bevat een lijst van de Londense opperrabbijnen]. Ik neem aan dat het zijn vijanden in Londen zijn geweest waar hij geen steekpenningen van wenste te aanvaarden, die er voor hebben gezorgd dat zijn naam niet werd ingeschreven. Daarom heeft het mij des te meer verguld dat rabbi Jehoeda desondanks twee keer per jaar wordt herinnerd door de Joodse Gemeente Rotterdam. De Hemel heeft ingegrepen, om de herinnering aan een oude wijze man die in Londen zo verschrikkelijk slecht was behandeld in stand te houden. Het artikel van Prager is er gekomen. Het is in het 5e Jaarboek van Yerushaseinu, 5771, 2011 gepubliceerd en inmiddels ook online te vinden [3].
Temperen
Door het onderzoek van Prager weten we inmiddels meer van Jehoeda Löb, en kunnen we de openingszin van Hausdorff – Van hem weten we vrijwel niets – enigszins temperen. Dat Jehoeda Löb na zijn conflict met de Londense parnassijns naar Rotterdam uitweek, is minder vreemd gekozen dan het lijkt. Waarom Rotterdam, waarom Nederland? Omdat (volgens Prager) Jehoeda Löb waarschijnlijk vanuit Amsterdam naar Londen kwam, en dus na zijn gedwongen aftreden daar, naar Nederland terugkeerde. In die tijd werden ons land en Anglia geregeerd door één Nederlandse vorst: de protestantse Willem Hendrik, of Willem III, stadhouder in Nederland; koning in Engeland.
The early years of London’s Ashkenazi Community
Prager schrijft in zijn artikel The early years of London’s Ashkenazi Community het volgende: De eerste rabbijn van de Asjkenaziem was Rabbi Jehoeda Löb ben Avraham Efraim Asher Anshel Hamburger Spatz, logischerwijs geboren in Hamburg. Hij was getrouwd met Sara Gittelen, dochter van Rabbi Avraham Aberle van Worms, de opperrabbijn van Amsterdam. Het lijkt er op dat Rabbi Jehoeda Löb in Amsterdam woonde voor dat hij naar Londen ging. Zijn zoon Eliezer Levie Hamburger werd rond 1660 geboren in Amsterdam en die trouwde in Amsterdam in 1682. Rabbi Jehoeda Löb was volgens de Britse historicus Cecil Roth rabbijn in Londen van 1696 tot 1700[4]. Zijn impopulariteit is toe te schrijven aan zijn weigering om steekpenningen te accepteren. [Prager koppelt zijn korte Londense rabbinale loopbaan aan diens schijnbare impopulariteit. Daarbij verwijst Prager naar Hausdorff in Jizkor en citeert diens Nederlandse woord ‘onomkoopbaarheid’. Hausdorff op zijn beurt heeft zich voor deze karakteristiek van Jehoeda Löb waarschijnlijk gebaseerd op het artikel van Lucien Wolf die spreekt over Jehoeda Löb en diens ‘onpartijdig en integer bestuur’.] De bestuurders van de gemeenschap dwongen de oude wijze man in 1700 door het toepassen van bedrog om af te treden. Een anonieme hand had een draad van zijn Tsietsiet van zijn Talliet gesneden, waardoor zijn Talliet ongeschikt was geworden [5]. Dit kan bedoeld zijn geweest als een bedreiging; de doden worden immers begraven in een ongeschikt gemaakt Talliet. Rabbi Jehoeda ontving gelukkig onmiddellijk een aanstelling als rabbijn van Rotterdam. Later verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij twee keer als de interim-rabbijn van de Asjkenazische gemeente fungeert.
Rabbi Jehoeda Löb overlijdt in Amsterdam op 23 februari 1720 – 14 Adar 5480, op een zeer hoge leeftijd. Op zijn Matsewa wordt hij genoemd de oude Gaon Morenoe Harav Löb Abraham Hamburger, Aw Beth Din van Rotterdam. Van Rabbi Jehoeda Löb zijn meer dan een dozijn approbaties (aanbevelingen voor in een boek) bewaard gebleven.
Lucien Wolf in zijn artikel The origin of the Hambro Synagogue, in The Jewish Chronicle van 18 november 1892, blz. 7 verwart deze rabbi Jehoeda met diens naamgenoot rabbi Jehoeda Hakoheen uit Ofen, een oom van de Chacham Zwi [6].
Zoals andere Asjkenazische Gemeenten hadden, kende ook de Londense Gemeente Memorbücher of Commemoration Books. Het oudste nog bestaande boek dateert van 1758. De lijst diende om te worden uitgesproken in alle sjoels die onder jurisdictie vielen van de Britse opperrabbijn. Het is bijzonder spijtig dat de eerste rabbijn, Jehoeda Löb ben Efraim Asjer Ansjel die in Nederland overleed, ontbreekt in deze lijst. Het waren zijn vijanden in Londen die er zonder twijfel voor hebben gezorgd dat hij nimmer in Londen herdacht zou worden. Gelukkig toont de Joodse Gemeente Rotterdam hem meer te waarderen en noemt rabbi Jehoeda Löb twee keer per jaar in hun Memorjizkor. Deze informatie werd mij vriendelijk verstrekt door Ruben Vis, voormalig Chazzan van de Joodse Gemeente Rotterdam en thans secretaris van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap.
Het boek Jizkor, aangevuld Van hem weten we vrijwel niets. Maar inmiddels toch wel wat meer. De oorspronkelijke tekst in het boek Jizkor kan nu dan ook met de door Prager verzamelde gegevens als volgt worden aangevuld en herschreven:
Jehoeda Löb ben Efraim Asjer Ansjel Hamburger Spatz (ca. 1700 – ca. 1708) Voor dat Jehoeda Löb naar Rotterdam kwam, was hij de eerste Asjkenazische rabbijn in Londen, sinds de komst van eerst Sefardische en nadien Asjkenazische Joden naar Londen rond het midden van de 17e eeuw. In Londen kreeg hij moeilijkheden wegens zijn onomkoopbaarheid; hij wordt gekenschetst als onpartijdig en integer. Kort na zijn vertrek in 1700 wordt van hem beweerd dat een anonieme hand een van de Tsitsiet van zijn Talliet had afgesneden, waardoor het Talliet Pasoel, ongeschikt, was geworden. Het zou een doodsdreigement kunnen zijn geweest; in een ongeschikt Talliet worden de doden begraven. Zo verliet hij Londen en trad in Rotterdam als rabbijn in functie van ongeveer 1700 tot ongeveer 1708. Op het boek Menorat Hama’or, Amsterdam, 1700 schrijft hij een Haskama, aanbeveling. Hier ondertekent hij als de rabbijn van Rotterdam, waaruit blijkt dat hij dus in ieder geval al sinds dat jaar als zodanig in Rotterdam fungeerde. Op twaalf andere boeken uitgegeven tussen 1708 en 1710 schrijft hij ook een Haskama.
Hij vestigde zich waarschijnlijk in 1708 in Amsterdam. Zeer waarschijnlijk was dat ook zijn woonplaats voor dat hij in Londen werd benoemd. Zijn zoon Eliezer Levie Hamburger werd rond 1660 geboren in Amsterdam en die trouwde in Amsterdam in 1682[7]. Jehoeda Löb zelf was getrouwd met Sara Gittelen, een dochter van de Amsterdamse opperrabbijn Abraham Aberle ben Jozua van Worms. Drie keer zien we Jehoeda Löb als interim-rabbijn van Amsterdam; in 1708, in 1709 en in 1714. De eerste keer op het moment dat er wel een Amsterdamse opperrabbijn is benoemd, rabbi Saul uit Krakau, maar die in Glogau onderweg naar zijn nieuwe woonplaats overlijdt; de tweede keer wanneer de Amsterdamse opperrabbijn Arjeh Jehoeda Löb Kalisch is overleden, en de derde keer wanneer de Amsterdamse parnassijns hem vragen een huwelijk in te zegenen gedurende hun onenigheid met de Amsterdamse opperrabbijn Chacham Tsewie. Steeds tekenend als interimopperrabbijn van Amsterdam. Rabbi Jehoeda Löb overlijdt in Amsterdam op 23 februari 1720 – 14 Adar 5480, op een zeer hoge leeftijd. Op zijn Matsewa te Muiderberg wordt hij genoemd de oude Gaon Morenoe Harav Löb Abraham Hamburger, Aw Beth Din van Rotterdam. Het patroniem Abraham komt ook voor onder een van zijn approbaties; soms gebruikte hij ook de achternaam Spatz.
Het gehele artikel van Ruben Vis is hier te downloaden.
[1] Jizkor, Platenatlas van drie en een halve eeuw geschiedenis van de joodse gemeente in Rotterdam, van 1610 tot circa 1960, Baarn, 1978, David Hausdorff, blz. 37
[2] Hausdorff ontleent zijn gegevens volgens een noot op deze beschrijving aan een artikel van Lucien Wolf in The Jewish Chronicle van 18 november 1892 en aan het Joods-geschiedkundig werk Se’eriet Israel van Menachem Man Amelander, Nederlandse vertaling, pag. 563
[3] http://youandus.theus.org.uk/living-and-learning/history-and-culture/the-early-years-of-london-s-ashkenazi-community-byrabbi-yossi-prager, geraadpleegd: 5 januari 2014.
[4] Prof. Cecil Roth, The Great Synagogue, London 1690-1940, London, 1950, chapter 3, p. 31, noot 6.
[5] In het boek Ma’ase Rav van Jochanan Holleschau, uitgegeven in Amsterdam, 1707 wordt dit voorval beschreven (pagina 3, eerste kolom: Er was al een meningsverschil over de verbanning van de geleerde rabbijn, nadat een draad van de Tsietsiet aan een van de hoeken van diens Talliet was afgesneden). De auteur, rabbi Jochanan ben Jitschak Holleschau werd kort na het vertrek van Jehoeda Löb, n.l. in 1706, in Londen benoemd tot rabbijn van een afgescheiden gemeente die later de Hasbro Synagogue zou gaan heten.
[6] Ook Hausdorff legt, blijkbaar abusievelijk, deze familierelatie tussen de Chacham Zwi en Rabbi Jehoeda Löb, in zijn artikel over de Rotterdamse Opperrabbijnen, in: Opstellen aangeboden aan Opperrabbijn L. Vorst ter gelegenheid van zijn installatie, Rotterdam, 1959. In Jizkor legt Hausdorff dit verband niet meer.
[7] http://akevoth.org/genealogy/ashkenazi/907.htm, geraadpleegd 15 november 2011.
gepubliceerd:
26 juli 2016