Dr David Hausdorff – halte Hausdorff

Wanneer de tramconducteur omroept: “Halte Hausdorff” bij de praktijk moet er wel een bijzondere arts wonen.
westkruiskade6aDavid Hausdorff werd op 2 november 1901 in Rotterdam geboren als enige zoon van Michael Hausdorff en Helene Bondi, die uit Duitsland kwamen. Hij had vijf zussen. Hij trouwde met Hilde Gradenwitz (Berlijn, 6 april 1912 – Antwerpen, 1 januari 2002) en zij kregen vijf kinderen; Lily, Bernard, Ernst, Helena en Judith. David Hausdorff overleed in Antwerpen op 7 augustus 1990.

David Hausdorff was een Rotterdammer en een orthodox Joodse man. Hij was huisarts en van groot belang voor de stad en de Joodse gemeenschap, wat in 1978 erkend werd met benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Hausdorff moest niet veel hebben van liberale opvattingen. Op sabbat rookte hij niet, terwijl hij een fervent sigarenroker was. Hij ging te voet naar de synagoge maar deed op de sabbat wel zijn werk als arts wanneer er daartoe een noodzaak was. Zo was hij ook op Sabbat bij geboortes maar wees dan een kopje thee na de geboorte af want als orthodoxe Jood laat je ook geen ander voor je werken op sabbat (anekdote E. Prins).

In zijn jeugd moest David veel studeren om verder te komen, zijn jeugd was onbezorgd. Hij woonde als kind in de toen chique Westerstraat en zijn wereld was de drukte rond de Maas.
Dagelijks ging hij naar de synagoge aan de Boompjes voor de godsdienstlessen.

Vader Michael had Duitsland in 1883 verlaten en was in Rotterdam koopman en agent voor buitenlandse firma’s. Hij werd al snel in de Joodse gemeente gekozen en was jarenlang voorzitter van het College van Kerkvoogden. In 1888 werd hij als enige orthodoxe Jood lid van de Grote Kerkeraad en hij was een goede vriend van opperrabbijn Bernard Löbl Ritter. Deze opperrabbijn kreeg in 1928 een principieel meningsverschil met de Kerkenraad en stapte op. Hij werd in 1930 opgevolgd door opperrabbijn A. B. N. Davids waar Hausdorff veel minder op gesteld was.

Na de lagere school ging Hausdorff naar het gymnasium. David lispelde en kreeg in die periode logopedie van Branco van Dantzig. Daarna studeerde Hausdorff in Utrecht aan de Rijksuniversiteit en in 1927 slaagde hij in Amsterdam voor het arts-examen. Hij begon een praktijk op te zetten en viel eerst in diverse kleine plaatsen in en was bijna twee jaar lang assistent in het Joodse Ziekenhuis in Amsterdam.
Op 1 februari 1930 vestigde hij zich in Rotterdam op de West-Kruiskade 38a (later 6a). Hij bleef daar werken tot 1978, met een onderbreking van twee jaar gedurende de oorlog.

Het Joodse leven in Rotterdam van voor de oorlog was levendig. Er waren twee grote synagogen, er waren een paar kleine chewresjoels, vijf Joodse godsdienstscholen en 70 Joodse verenigingen op het gebied van weldadigheid, godsdienst, muziek en sport.
De godsdienstscholen gaven les buiten de reguliere schooltijden; in Rotterdam is nooit een Joodse school opgericht.

Het Joods-Rotterdamse leven van voor de oorlog was bruisend en opgewekt, Hausdorff is altijd daarnaar terug blijven verlangen. Hij nam zelf ook actief deel aan de opleving van het Joodse leven in de jaren dertig, deels veroorzaakt door de toestroom van de Duits-Joodse vluchtelingen.

In 1942 begonnen de deportaties en werden de Rotterdamse Joden buiten de maatschappij geplaatst door de beroepsverboden. Het leven werd steeds moeilijker en Hausdorff deed binnen verschillende organisaties zijn best om geld in te zamelen en hulp te mobiliseren.
Hausdorff was geen lid van de Joodse Raad, maar werd wel bij de deportaties naar Loods 24 geroepen om daar mensen die aangaven dat zij vanwege hun gezondheidstoestand niet op transport konden, medisch te keuren. Hij heeft zoveel mogelijk mensen afgekeurd, wat heel moeilijk was omdat in de Loods de beruchte mensenjagers F. H. Aus der Fünten en F. Fischer aanwezig waren. Het zorgde voor hem ook voor dillema’s, vooral toen hij merkte dat de nazi’s met quota werkten. Het afkeuren van de een leidde tot de deportatie van de ander.

hausdorffonderduikersHausdorff heeft lang geaarzeld voor hij besloot in onderduik te gaan. Op 23 augustus 1943, onder begeleiding van een koerierster van het verzet, vertrok hij op de fiets naar Vlaardingen. Om niet op te vallen had hij zijn baard afgeknipt en kwam aan op zijn schuiladres, Holyweg 4. Zijn vrouw en kinderen waren daar al eerder aangekomen. Een dik jaar bracht de familie Hausdorff uitsluitend binnenshuis door. Het gezin overleefde, veel vrienden en familie niet.
Na de oorlog was het voor Hausdorff niet makkelijk om weer aan de slag te komen. Een deel van zijn patiënten was vermoord, een ander deel inmiddels overschreven als ziekenfondspatiënt naar een andere arts.

In Rotterdam keerden 800 Joden terug uit de concentratiekampen. Het weer opbouwen van een Joods leven in Rotterdam was niet eenvoudig. Een deel van de overlevenden wilden niet meer als Jood door het leven te gaan na alles wat er gebeurd was, een ander deel gaf de voorkeur om hun Joodse leven buiten Rotterdam vorm te geven.

Hausdorff nam zijn verantwoordelijkheid. Hij achtte het zijn plicht om het geschonden Joodse leven in Rotterdam weer tot bloei te brengen. Hij werd lid van het bestuur van de Joodse Gemeente. Hij bleef dit 30 jaar, de langste tijd als voorzitter. Samen met andere bestuurders, waaronder mr. Martin Levie en Arthur Bosnak, zette Hausdorff zich in voor Orthodox-Joods Rotterdam. Dat was niet makkelijk. Er was veel onverschilligheid, behoefte tot assimileren en veel jongeren trokken weg, naar Israël of naar plaatsen in Europa waar het Joodse leven meer in tact was.

Hausdorff zette zich vooral in voor het Joodse leven in Rotterdam. In 1948, bij de oprichting van de staat Israël, had hij het standpunt dat men met de vestiging van deze staat moest wachten tot de komst van de Messias. Israël was voor hem niet de Joodse staat van de toekomst.
De scherpte kantjes van deze opvatting gingen er wel wat van af, maar Hausdorff heeft nooit de behoefte gevoeld om zijn kinderen op te voeden met het idee dat ze ooit naar Israël zouden gaan.

Hausdorff hechtte zeer aan onderwijs en aan zijn publicaties. Hij was lid van de Centrale Onderwijscommissie en toen hij daar zag dat er geen lesmateriaal was voor kinderen over de Joodse geschiedenis, het Joodse leven e.d. zorgde hij ervoor dat er materiaal kwam. In het boek “Jom Jom” (vert: dagelijks, elke dag), legde hij de gebruiken uit aan de jeugd. De 4e druk kwam in 1984 uit. Nu is het boek bewerkt en te koop als “Van Jom tot Jom“. De bijbelse geschiedenis legde hij uit in “Van Adam tot Ezra“.

Voor het bestuderen van de Talmoed en de Misjna schreef hij het hulpboekje “lema’an jaroets” en Hausdorff vertaalde diverse gebeden uit het Hebreeuws en voorzag ze van een uitleg.
De 23e druk van de Tefilla, het gebedenboek, voorzag hij van de inleiding waardoor deze Tefilla bekend staat als de “Siddoer van Hausdorff“.

Hij droeg zijn kennis inzake het Jodendom uit. Hij gaf cursussen, hij schreef over de geschiedenis van de Kehilla (kerkelijke gemeente). Zo publiceerde hij in 1959 “De opperrabbijnen van Rotterdam” en in 1978 zijn bekendste boek “Jizkor; Platenatlas van drie en halve eeuw geschiedenis van de Joodse gemeente in Rotterdam van 1610 tot 1960“.

In 1968 werd er in het Gemeentearchief van Rotterdam een tentoonstelling gehouden over 350 jaar Joodse Gemeente in Rotterdam, waaraan hij een grote bijdragen leverde.

Voor alles was Hausdorff een huisarts. Hij had een grote dokterspraktijk, zijn patiënten droegen hem op handen. De nabijgelegen tramhalte werd “halte Hausdorff” genoemd.

In 1978 nam hij afscheid van zijn laatste 1000 patiënten en trok met zijn vrouw naar de Mechelsesteenweg in Antwerpen, waar hij veel van de Joodse sfeer terugvond die hij in Rotterdam mistte.
David Hausdorff overleed in 1990 en werd op 7 augustus 1990 begraven op de Joodse begraafplaats van Antwerpen in Putte (Nederland).

bron:
gemeentearchief Rotterdam (Dr Hausdorff 1901 – 1990 door A M van der Woel),
wikipedia,
met dank aan Elsje Prins

laatste aanpassing: 
29 juli 2020