een nuttig leven

Toen, na het verscheiden van de fungeerende Weesouders in het Israëlitisch Weeshuis te Rotterdam de plaats vacant werd, solliciteerden o.m. de heer en mevr. A. J. Kiek en werden door het bestuur, als Weesouders, op den 1sten november 1878 geïnstalleerd. Op dien datum van het jaar 1903 zal het dus 25 jaar geleden zijn dat het genoemde echtpaar aan het hoofd dier inrichting staat en dit feit geeft en Bestuur en verpleegden aanleiding tot eene feestelijke herdenking. Immers, die den heer en mevrouw Kiek kent, weet ook dat zij niet als gesalarieerden hun ambt vervulden, doch dit doen met al de liefde en toewijding die Ouders voor hunne kinderen gevoelen. “Vader” en “moeder” Kiek worden door oud-verpleegden zoowel als door hun tegenwoordigde “Kinderen” op de handen gedragen, en terecht.

Wie eenmaal een bezoek bracht aan het Israëlitische Weesthuis te Rotterdam verheugt zich over de prettige verstandhouding die tusschen de Weesouders en plegelingen heerscht en eens heb ik zelfs de opmerking gehoord dat de kinderen “verwend”  worden. Dit nu is een weinig overdreven; wel waar is het dat door “Vader” en “Moeder” – kinder- en menschenvriend als zij zijn, al het mogelijke wordt gedaan om hun jongen en meisjes zoo min mogelijk het verlies der eigen ouders te doen gevoelen. Ze zijn wat trotsch op “hun kinderen”, wanneer deze na een eervol ontslag fortuin maken in de wereld.

Ja meneer” zegt Vader, als ge hem vraagt “we hebben een jongen die apotheker is een ander is leeraar in het boekhouden en procuratiehouder op een effectenbank; we hebben onder onze meisjes een die telegrafiste was doch dit baantje heeft verwisseld voor huismoedertje en ook een die apothekersbediende is, een knappe chefmodiste hebben wij eveneens en nog meer anderen die allen een positie hebben. We maken wat van onze kinderen, als zij willen leeren.”

Niet slechts als weesvader echter munt de heer Kiek uit, doch op het gebied der weldadigheid in het algemeen heeft hij vele vrienden gemaakt. Reeds terstond na zijn komt te Rotterdam deed hij zich als kindervriend kennen, door aan 200 arme schoolkinderen een feest te bereiden naar aanleiding van een examen.

Illustratie uit Eigen Haard, 17 oktober 1903, Een nuttig Leven

Sedert 24 jaar als bestuurder der “Vereeniging van Weesvaders”  werkzaam, gaf hij den stoot tot oprichting van het Protestantsche Weeshuis “Lindelaan” te Maarssen, wel gesticht nu weldra 25 jaar zal bestaan en dat spoedig na zijn geboorte door een tweede werd gevolgd n.l. dat te Dieren. Voort ziet het Israëlitisch Kinder-, Wees- en Doorgangshuis te Leiden in hem zijn stichter, was hij jarenlang bestuurder der Kinderspijsverzorging, Controleur der Soepuitdeeling, mede-opzichter der Emigrantenvereeniging “Montifiore“, die reeds velen armen landverhuizers ten zegen strekte. De Vereeniging La Croix Rouge de Belgique, benoemde den heer Kiek tot Eerebroeder, terwijl de Geestelijkheid hem eene, voor het leven geldende, kerkelijke onderscheiding verleende, die door den Israëliet op hoogen prijs wordt gesteld. Tevens is hij, sedert het in werking treden der wet tot wering van schoolverzuim, voorzitter Afdeeling Rotterdam. Men ziet dus dat de heer Kiek zich op het terrein der Weldadigheid vrijwel thuis gevoelt en, volkomen verdiend is dan ook de onderscheiding die H. M. onze Koningin hem heeft toegekend, toen het Weeshuis der eer van Haar bezoek genoot; hij ontving toen de Gouden Medaille der Oranje-Nassau-orde.

Is het dus wonder dat allen die onder de leiding van den heer en mevrouw Kiek stonden en nog staan innig deelnemen aan hun jubilee? Wij zijn er van overtuigd, dat de tallooze vrienden die dit waardig paar menschen zich hebben gemaakt, hun dien feestdag tot een onvergetelijken zullen maken, niet het minst het college van Regentessen en Regenten, die hen werkelijk hoogachten. Laten wij hopen dat zij nog jaren hun liefdewerk mogen volbrengen, den Weezen ten zegen, der maatschappij tot nut. De liefdadigheid heeft behoefte aan dergelijke flinke lieden, die, waar zij kunnen, steeds bereid zijn, de helpende hand te bieden.

Een gezegende, rustige ouderdom zij de kroon van hunnen arbeid!
Bijgaande afbeelding geeft een kijkje in den tuin van het Nieuwe Gesticht, waar Vader en Moeder met de huishoudster en de oudste meisjes bijeen zijn.

Wie was A. J. Kiek en zijn vrouw?
A. J. Kiek was Abraham Israël Kiek (Gouda, 21 mei 1839 – Rotterdam, 5 februari 1926), zoon van fotograaf Israël David Kiek. Hij huwde in 1864 met Vrouwtje Marcus Dwinger (Leeuwarden, 28 juli 1841- Rotterdam, 15 juli 1929). Abraham was fotograaf van beroep voordat hij directeur werd van het Joods Weeshuis in Rotterdam. Hij was de zoon van de bekende studentenfotograaf Kiek (van het Kiekje). In 1867 hield hij zitdagen in Sneek, Bolsward en Franeker. Zes jaar later had hij zich gespecialiseerd in het maken van schoolfoto’s in de provincie. De volgende adressen zijn terug te vinden:
1864 – fotograaf te Leeuwarden, Kleine Hoogstraat G 127 = M 7
1865 – Breedstraat K 141 = M 61 te Leeuwarden
1867 – Sneek
1867 – Bolsward
1867 – Franeker
1874 – Noorderweg K 307 – 0 70 = 6 te Leeuwarden
1878 – naar Rotterdam
Verder wordt de boer van Abraham Kiek besproken op de website www.joodsamsterdam.nl, via deze link.

 

Bron:
Eigen Haard, 17 oktober 1903, Een nuttig Leven (door E.H.) met dank aan Riet de Leeuw van Weenen
www.jodeninnederland.nl, lemma Kiek, Abraham Israël 1839 – 1926
stadsarchief Rotterdam, gezinskaart.
www.photographen.nl, lemma Kiek, Abraham Israël (geraadpleegd 18 april 2016)
A. J. KIEK, z.g.. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 19-02-1926, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 26-03-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000585050:mpeg21:p00007

Afbeelding:
Eigen Haard, 17 oktober 1903, Een nuttig Leven (door E.H.) met dank aan Riet de Leeuw van Weenen
A. J. KIEK, z.g.. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 19-02-1926, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 26-03-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000585050:mpeg21:p00007

gepubliceerd:
18 april 2016

Laatst bijgewerkt:
1 augustus 2023