Dit gedicht werd uitgesproken door Rinke Couvreur bij het leggen van de Stolpersteinen voor de familie Worms uit Schiedam.
Wanneer ik door de straten kom en zie de stenen liggen
Wanneer ik door de straten kom en zie de stenen liggen dan vraag ik me altijd af hoe zoiets heeft kunnen gebeuren.
Onschuldige mensen die ooit hebben bestaan en geleefd, waar we nu om moeten treuren.
Wanneer ik door de straten kom en zie de stenen liggen dan sta ik voor een paar seconden even stil,
Echter, als ik de actualiteiten volg en er zijn mensen vermoord vanwege hun afkomst moet ik het slikken als een bittere pil.
Wanneer ik door de straten kom en ik zie de stenen liggen dan schaam ik me hoe de overlevenden zijn teruggekomen,
Eenmaal aangekomen in hun woonplaats waren ze niet meer welkom, hun bezittingen voorgoed ontnomen.
Wanneer ik door de straten kom en ik zie de stenen liggen vergeet ik ook niet dat wij toendertijd hebben meegedaan,
Want niet alleen de Duitsers, maar ook Nederlanders zelf hebben de Joodse gemeenschap groot onrecht aangedaan.
Wanneer ik door de straten kom en ik zie de stenen liggen voel ik als voorbijganger van deze geschiedenis bereid,
Om voor de komende perioden iets moois voor diegenen terug te doen want we hebben nog tijd.
Wanneer ik door de straten kom en ik zie de stenen liggen besef ik ook dat we de tijd niet kunnen terughalen,
Het leed wat die mensen is aangebracht is zo groot want vergeet niet: dat waren hele diepe dalen.
Wanneer ik door de straten kom en ik zie de stenen liggen hoop ik dat de nabestaanden nu troost zullen vinden,
Want niet alleen als Schiedammer en donateur, maar ook als mens zal ik me aan deze mensen binden.