Isidore Jacobsen

Isidore Jacobsen (Rotterdam, 26 januari 1910) was een Rotterdams binnenhuisarchitect die rond 1934 emigreerde naar het Britse Mandaatgebied Palestina. Hij was een zoon van Izaac Jacobsen (Arnhem, – Vught, ) en Sara Blom (Rotterdam, – Auschwitz, ) die in het begin van de bezetting op de ’s Gravendijkwal woonden. In 1973 kwam er van hem een expositie naar Amsterdam. Liesbeth van Weezel schreef voor het Nieuw Israëlietisch Weekblad een artikel over Isidore en de expositie:

‘Ook Galerie De Sfinx, Oudezijdsvoorburgwal 241 te Amsterdam, heeft zich niet onbetuigd gelaten waar het gaat om het herdenken van het 25-jarig bestaan van de Staat Israël. Ze komt met een expositie van schilderijen van de bijna veertig jaar lang in Israël wonende en werkende binnenhuisarchitect van Nederlandse afkomst. Is. Jacobsen. Jacobsen ontving zijn opleiding aan de Rotterdamse academie voor beeldende kunsten onder leiding van leermeester Doets, een opleiding die geïnspireerd was op de toen sterk vernieuwende ideeën van het Leipziger Bauhaus. Na zijn eindexamen waarbij hij de tweede prijs verwierf, ging Jacobsen naar Parijs om er aan de Ecole des Beaux Arts de puntjes op de i te zetten. Van orthodoxe huize, zijn vader was secretaris van de Joodse Gemeente te Rotterdam, was Is. Jacobsen èn door de keuze van zijn beroep én door zijn politieke overtuiging als lid van de SDAP een buitenbeentje in het gezin. Voor zijn alija (emigratie naar het Britse Mandaatgebied – red.) was hij enkele jaren actief in de zionistische jeugdbeweging en een tijdlang voorzitter van de afdeling Rotterdam van de toenmalige Mizrachistische jeugdbeweging Zichron Jaakow; in Israël is hij lid van de Poalei Mizrachi.

In het begin der jaren dertig werkte hij aan het Nieuw Israëlietisch Weekblad mee als filmrecensent voor Rotterdam. Toen hij zich in Israël vestigde, bestond er nog weinig of geen emplooi voor een binnenhuisarchitect en Jacobsen begon in Jeruzalem als meubelontwerper en meubelmaker. Zijn meubelen nieuwe stijl vonden er behoorlijk veel aftrek en op verzoek van de eveneens uit Nederland afkomstige J. Bawli, die na de herrijzenis van de staat jarenlang directeur-generaal was van het ministerie van handel en industrie, ontwierp Jacobsen een systeem voor utility-meubelen. Thans is hij als adviseur voor vakopleiding aan ORT-scholen en scholen van het Ministerie van Arbeid verbonden aan dat ministerie. Na 22 jaar in Jeruzalem vestigde hij een bureau voor binnenhuisarchitectuur in Tel Aviv, legde zich toe op de inrichting van hotels, villa’s en reisbureaus, die ook in Israël als paddenstoelen uit de grond opschieten. Hij verzorgde onder meer de inrichting van het Samuelhotel en het Queen of Shebahotel. Van zijn muurschildering in dat eerste hotel, Arba Onot, de vier seizoenen, hangt in de galerie een model op klein formaat.

De vermoedelijk zeer beperkte vrije tijd die Jacobsen overhoudt besteedt hij aan de schilderkunst. Zijn gouaches in De Sfinx zijn voor het merendeel in schel primaire kleuren gehouden en vertonen een vlakverdeling die aan Mondriaan doet denken van wie Jacobsen dan ook een bewonderaar is. Slechts een enkele maal, zoals in de meer poëtische aquarellen van de zee bij Elat of Lente in Abu Gosh met een bloeiende abrikoos doet Jacobsen afstand van zijn gerichtheid op de architectuur. Goede voorbeelden van zijn wat strenge architectonische visie zijn de doeken Bouwstelling, Megalopolis, waarop de in aanbouw zijnde huizenblokken van de huidige grootstad Tel Aviv die hij nog als een kleine voorstad van Jaffo heeft gekend en Trappenhuis. Soms worden deze voorstellingen abstract, de werking van de schaduw in holle en bolle geometrische vlakken waarvoor Fantasie in blauw, het dynamische Rode Segmenten, een oefening in de werking van rood en In de Ruimte, dat ritmische spanningen te zien geeft die zich in een» bol oplossen de sterkste voorbeelden zijn en waarvan de kleurstellingen het meeste aanspreken. Voor zichzelf vindt Jacobsen het doek Ontmoeting waarin de man-vrouw relatie in zuivere lijn-componenten tot uitdrukking komt, het meest typerend.

Jacobsen is allerminst een spijtoptant, nog altijd is hij gelukkig in Israël, het enige land waar Joden waarlijk kunnen wonen als vrij mens. De nieuwe alija’s waarvan hij er nu zovele heeft meebeleefd brengen even beroering maar voor je het weet is de nieuwe bevolkingsgroep geïntegreerd. Zo zal het ook gaan met de Russische alija die het land ongetwijfeld nieuwe Impulsen zal geven. Of er al gesproken kan worden van een specifieke Israëlische kunstvorm? Nee, evenals Mordechai Ardon met wie wij vorig jaar (1972) voor dit blad een gesprek hadden, meent Jacobsen dat daar nog niet van gesproken kan worden. De voornaamste componenten waardoor de schilderkunst in Israël bepaald wordt zijn het Europese expressionisme en de West-Europese scholen, voornamelijk Parijs en misschien daarnaast nu ook Amsterdam. Wie er meer van wil weten volge zijn lezing over Vijfentwintig jaar Israëlische kunst op 11 april 1973 om 20 uur waarbij dia’s vertoond zullen worden. De expositie is geopend tot 15 april.’

 

bron:
Is. Jacobsen, architectonisch schilderen?. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 06-04-1973, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 11-05-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010872803:mpeg21:p003.

Illustratie:
Jacobsen, Weekblad voor Israëlietische huisgezinnen. 24 augustus 1934. Geraadpleegd op Delpher op 11-05-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005427086:00001.

gepubliceerd:
11 mei 2024

laatst bijgewerkt:
11 mei 2024