Jac. Cohen behangselpapierfabriek

cohenbehangselOp de hoek Crooswijksestraat – Linker Rottekade stond sinds 1929 Jac. Cohen’s Behangselpapierfabriek NV. Jac. Cohen heette volledig Jacob Israël Cohen en hij werd op 10 juli 1884 geboren in Middelburg. Hij trouwde op 16 september 1908 met Sara Clara Drilsma. Sara werd op 7 oktober 1884 in Den Haag geboren.
Het echtpaar kreeg op 7 oktober 1909 in Middelburg een dochter, Sophia Aaltjen, die op 13 oktober 2008 in Canada overleed. Daarnaast kregen ze op 23 september 1911 in Utrecht een zoon, Jozef Israël en in Utrecht op 15 juli 1915 een zoon Israël. Het gezin van Jacob Israël en Sara woonde vanaf 4 november 1931 aan de Spoorsingel 49 in Rotterdam en aan het begin van de oorlog op de Statensingel 171b.

Zoon Jozef Israël werd vertegenwoordiger. Zoon Israël werd magazijnbediende, vertegenwoordiger en later directeur en hij trouwde op 25 maart 1942 in Dordrecht met Helena Meijer (Dordrecht, 11 april 1917 – Rotterdam, 5 juli 1961) in de synagoge aan de Varkensmarkt. Dochter Sophia Aaltjen trouwde op 26 juli 1934 met Rudolf David Friedberg.

Vader Jacob en moeder Sara Cohen werden in Auschwitz vermoord op 26 februari 1943. Hun twee zoons en dochter overleefden de oorlog. Israël overleed op 19 september 1983 in Rotterdam, Jozef Israël overleed op 5 juni 1995. Sophia Aaltjen en haar man gingen naar Canada, waar Sophia op 13 oktober 2008 op 99-jarige leeftijd overleed.

De onderduik
Israël en Helena (Leni) hebben in de oorlog ondergedoken gezeten in Rotterdam. Op Berkendaal 180 woonde Leen Wielaart met zijn vrouw Wicherien Broere. Daarnaast, op Berkendaal 182, woonde Francois Michiel van der Plassche, zijn vrouw Johanna Adriana Viënne en hun zoon Jannis (1933) en dochter Johanna Tanneke (1935).

Op een bepaald moment in de oorlog maakte vader Francois op de tweede verdieping van zijn huis in de gangkast een schuilplaats tussen het verlaagde plafond en de bovenmuur. De buurman, de heer Wielaart, deed hetzelfde. De heer Wielaart had een glashandel en zijn vrouw werkte in de melkfabriek en ze waren altijd hele dagen van huis. Bij hen hing geen vitrage, maar opeens, rond 1942, hing er wel vitrage en kon men niet meer naar binnen kijken. Jannis van der Plassche vond het maar vreemd, en vond het nog vreemder toen hij kloppen op de binnenmuur hoorde. Zijn moeder, Johanne, wuifde het weg en ze dat hij zich dat verbeeld had.
In 1944, Jannes was toen ongeveer 11 jaar oud, ziet hij op een zondag dat zowel de buurman als zijn vader met de fiets op pad gaan. Bij de mannen stond een vreemde man en een vreemde vrouw. Dat ze met de fiets weg zouden gaan was opmerkelijk, het gezin is erg christelijk en op zondagen fietst men niet. Moeder meldt Jannis dat de mensen de buurt willen zien en dat vader en de buurman dat gaan regelen.

De schuilplaats bij de buurman werd daarna nog een keer gebruikt, en wel bij de razzia van Rotterdam (10 en 11 november 1944). Alle mannen onder de 40 jaar moesten voor de deur klaarstaan met voedsel voor twee dagen voor de Arbeitseinsatz. Francois van der Plassche was al 44, de buurman 38. Die werd snel in de schuilplaats geduwd en ontliep de razzia. Jannis ging tijdens de hongerwinter naar Asperen.

Enkele weken na de bevrijding volgde de ontknoping van de vitrage, de geluiden en het vreemde echtpaar bij de fietsen. Moeder en Jannis gingen op bezoek bij een vreemde mevrouw op de Nieuwe Binnenweg. Ze heette Leni Meijer, haar man was Israël Cohen en had een behangselfabriek. Het kloppen op de muur was toen Leni in de onderduik een paniekaanval kreeg. Leni en Israël hadden ongeveer een jaar aan de Berkendaal ondergedoken gezeten. Het wegfietsen was toen ze deze onderduik verlieten. Achter de huizen aan de Berkendaal woonde een verraadster die iedereen aangaf. Er was besloten dat deze onderduik daardoor niet veilig meer was.

Na de oorlog
Na de oorlog nam Israël de zaak over. Leni kwam erachter dat haar hele familie is uitgemoord. Voor de oorlog werkte Leni in het Joodse ziekenhuis aan de Schietbaanlaan. Ook een groot deel van haar Joodse collega’s is vermoord.
In 1948 krijgen Leni en Israël een zoon Jacques Marc. Leni is echter nooit meer over haar grote verliezen heen gekomen, op 5 juli 1961 maakte ze een einde aan haar leven.

Het bedrijf
Het bedrijf verkreeg in 1959 een fabriekspand in Rijen, nadat in dat pand een leerlooierij failliet was gegaan. Cohen paste het gebouw aan, er komt een nieuw kantoor en ketelhuis bij en het oude ketelhuis wordt de kantine. Het bedrijf verhuisde in 1960 van Rotterdam naar Rijen en kreeg de naam “Nederlandse Behangpapier Industrie N.V.”. Het bedrijf wordt nog een aantal keren vergroot en in 1971 wordt Cohen opgekocht door de grote concurrent, Goudsmit-Hof. Het pand in Rijen blijft het centrum van de productie van behang. In 1980 neemt concurrent Rath en Doodeheefver het pand over. Het voormalige fabriekspand in Rijen is in 2009 gesloopt.

 

bron:
stadsarchief Rotterdam,
www.crooswijkvantoen.nl,
www.thestar.com obituaries,
kunst-en-cultuur.info.nu.
“Terwijl de Dordtse Leni onderdook in Rotterdam, verdween haar familie” op www.stolpersteine-dordrecht.nl (geraadpleegd 24 december 2016).

gepubliceerd:
7 maart 2016

laatst bijgewerkt:
2 maart 2023