lezing Joods Historisch Museum 21 maart 2021

Lezing in het Joods Historisch Museum op 21 maart 2021 met thema:
De stad, de oorlog en de joden
wordt gekeken naar wat de aanblik was van drie grote steden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog en de sporen die de Tweede Wereldoorlog heeft achtergelaten met name in de joodse buurten

De Joodse geschiedenis van Rotterdam is uniek. Het is een geschiedenis van de ontwikkeling van de haven, van ondernemers, maar ook van arme Joden en sappelen voor het bestaan. Om meer te begrijpen wat de impact was van de oorlog op de stad is het wel nodig om eerst even te kijken naar het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw.

Rotterdam was en is een industriestad en een drukke havenstad. En dat werd van steeds groter belang toen de Nieuwe Waterweg, aan het einde van de 19e eeuw, werd geopend. De bedrijvigheid nam toe, de vestigingsplaats voor bedrijven werd steeds aantrekkelijker en industriëlen. De Joodse Lodewijk Pincoffs was voor de ontwikkeling van de haven op Feijenoord van bijzonder groot belang en hij zorgde voor de economische boost aan het eind van de 19e eeuw.


Tegelijkertijd was Rotterdam, afwisselend met Den Haag, de 2e Joodse stad in Nederland, gemeten naar het aantal Joodse inwoners. Voor 1940 waren dat er zo’n 10.000 in Rotterdam, wat neerkwam op 4% van de bevolking, veel lager dan in Amsterdam waar 10% Joods was. Maar er was in diezelfde tijd een wijk in Rotterdam waar die 10% ook gehaald werd, de Zandstraatbuurt.

De Zandstraatbuurt lag ten oosten van de Coolsingel in een driehoek die bij het Hofplein eindigde. Het was een beruchte buurt door de penoze, een bekende buurt door artiesten die er opgroeiden zoals Heintje Davids en Esther de Boer – van Rijk. Bij zeelieden was het een beroemde buurt door de prostitutie. Deze meest Joodse buurt van de stad werd gevolgd door de buurt aan de andere kant, aan de westkant van de Coolsingel, rond de Helmersstraat én door de buurt rond de Schiedamsedijk.

 

 

Het karakter van de Joodse samenleving was zoals je mag verwachten. Koosjere restaurants, winkels, de grote monumentale synagoge op de Boompjes en de synagoge op de Botersloot die vlak voor de oorlog nog werd verbouwd en vergroot. Verder tal van verenigings-synagoges, waaronder die van de Oost-Joden, en tal van Joodse middenstanders die in een glijdende schaal hun Joodse identiteit uitdroegen, of niet. Van de orthodoxe drukkersfamilie Haagens tot de al genoemde Pincoffs.

De oorlog zorgde voor de grote verandering. Maar verandering was er al in de decennia ervoor. Landverhuizers gaven al aan het einde van de 19e eeuw de stad een ander karakter. Ze zochten een beter bestaan of vluchten voor de pogroms – er waren dus veel Joodse landverhuizers. Met de trein kwamen ze uit Oost-Europa aan op het Maasstation, een treinstation dat er niet meer is en naast de Nieuwe Maas bij de huidige Rhijnspoorkade, lag. De landverhuizers waaierden uit door de stad, maakten gebruik van al dan niet louche pensions en vertrokken binnen korte of langere tijd naar de Nieuwe Wereld en een nieuwe toekomst. Deze vaak Joodse landverhuizers zorgden ook voor aanpassingen in de stad. Een organisatie als Montefiore moest opkomen voor deze vaak berooide emigranten, de armoedige landverhuizerspensions schreeuwden om betere accommodatie. Die kwam er, veel te laat, onder andere aan het begin van Katendrecht.

Maar niet iedereen ging naar die Nieuwe Wereld. Sommigen bleven in Rotterdam of hadden van te voren al nagedacht over Nederland in het algemeen en Rotterdam in het bijzonder als nieuwe woonplaats. Wat er precies achter zat is niet eenvoudig te achterhalen maar Rotterdam kreeg zelfs een Oost-Joodse chewre voor de vele Oost-Europese Joden die in de stad bleven en er vaak succesvolle ondernemers werden.

Rotterdam was immers booming door de economische ontwikkelingen rond de haven. Een persoon als Abraham Tuschinski kwam uit Polen en begon er een landverhuizershotel op de Nadorststraat en stapte niet veel later in een niche van die tijd, de bioscoop. Hij begon er zijn theatertje op de Coolvest – huidige Coolsingel – en bouwde van hier aan zijn imperium met aardig wat bioscopen in Rotterdam en ook nog eentje, als kroon op zijn werk, in Amsterdam – onlangs tot mooiste bioscoop ter wereld uitgeroepen. Dat Abraham maar een korte tijd op die Coolvest gevestigd was kan verbonden worden aan de afbraak van de Zandstraatbuurt. De gemeente zat in haar maag met de penoze en de prostitutie en had door de groei van de stad een groter stadhuis nodig. Het stadhuis op de Kaasmarkt barstte al jaren uit zijn voegen. Naar goed Rotterdamse traditie werd er besloten om iets te slopen en iets te bouwen, dus we slopen een buurt en bouwen een stadhuis, het stadhuis dat nog steeds op de Coolsingel staat.

De sloop van de Zandstraatbuurt – in fases van 1912 tot 1940, zorgde voor een ongekende verspreiding van Joodse Rotterdammers. Natuurlijk kon men naar de Helmersstraat en naar de Schiedamsedijk. Maar de prostitutie ging ook al naar de Schiedamsedijk toe. Als je dan toch moet verhuizen en je kunt iets beters krijgen, ook door de economisch betere tijden, dan verspreidde je je over de stad met een accent op de buurt rond de Graaf Florisstraat / Heemraadssingel en vanaf de jaren dertig Blijdorp.

Traditionele Joodse instituties bleven deels in het centrum zitten. De grote synagoges, veel van de middenstand en ook het Joodse uitgaansleven van Roaring Rotterdam van de jaren twintig en dertig. Het was een stad waar de Yiddischkait tot in de poriën herkenbaar was, hoewel dat vaak eerder cultureel bepaald was dan religieus.

En dan wordt het 14 mei 1940. Dat de nazi’s al vier dagen bezig zijn om Nederland te veroveren en er ook gevechten zijn bij de Maasbruggen wist men, maar dat tussen dertien uur zevenentwintig en dertien uur veertig 97.000 kilo brisantbommen op de historische binnenstad werd neergegooid was niet verwacht en ongekend. De hele historische binnenstad werd vooral door de branden die ontstonden vernietigd, zwaar beschadigd en de enkele gebouwen die nog gered hadden kunnen worden werden, alweer naar Rotterdamse traditie, in de hier opvolgende jaren gesloopt.
Een voorbeeld; van de meerdere theaters die Tuschinski in Rotterdam had laten bouwen bestond er op 15 mei 1940 geen een meer. Verder werden er 24.000 woningen vernietigd, 80.000 Rotterdammers waren dakloos, tussen de 650 en 900 mensen kwamen om bij het bombardement. En ook de twee grote en monumentale synagoges aan de Botersloot en aan de Boompjes waren verloren.

De situatie in Rotterdam op de dag van de capitulatie, 15 mei 1940, was anders dan in welke andere stad in Nederland. Het mooie Rotterdam waar mijn oma mij over vertelde werd een smeulende vlakte van puin, mijn moeder herinnert zich nog hoe zij met mijn oma en opa vanuit Kralingen uren om het hele afgezette gebied moesten lopen om bij een tante in de Doedesstraat in Rotterdam – West te komen.
In de maanden na het begin van de bezetting ‘gedroegen’ de nazi’s zich nog. Het handhaven van de orde en rust was het devies en werd zelfs door Wilhelmina vanuit Londen in een toespraak geadviseerd. In veel steden ontstond langzamerhand de indruk dat de bezetting rustig zou blijven verlopen en dat de angst die men hoorde van uit Duitsland gevluchte Joden overdreven was.

In Rotterdam was het toch moeilijk om de dreiging van de nazi’s te bagatelliseren. Je hoefde maar over je schouder te kijken naar dat wat er van de stad over was. En wat er nog van het Joodse leven over was, was schrikbarend. De infrastructuur van het Joodse leven was verdwenen.
Naast de twee grote synagogen waren ook tal van chewresjoels vernietigd, de Joodse middenstand in de binnenstad was weg waaronder de koosjere winkels en men moest een herstart maken op andere locaties in noodwinkels. Rotterdam was een stad zonder hart geworden, Joods Rotterdam een stad zonder vrijwel alle ingewanden.

rode lijn is de brandgrens. De icons Joodse verhalen of Joodse instituties in Rotterdam van voor 14 mei 1940

De synagogen buiten de brandgrens – zoals op de Joost van Geelstraat en de Walenburgerweg – namen taken van de hoofdsynagogen over en de Oost-Joden van de chewre (vereniging) Agoedas Agiem konden voor hun diensten terecht in de noodsynagoge in het huis van poelier Monderer op de Spoorsingel 64b – zijn verhaal is te lezen in het binnenkort uitkomende boek Joodse Huizen 7.

Rotterdammers en de Joodse Rotterdammers toonden veerkracht. Er was op 14 mei 1940 veel verloren, maar de noodwinkels kwamen er. De middenstand zat daar of net buiten de brandgrens. Er was een oplossing voor de diensten. Het Mikwe (ritueel bad) van de Synagoge aan de Botersloot bleek nog een tijd bruikbaar, later alleen voor het touwelen (kasjeren) van servies en keukengerei.

Anti-Joodse maatregelen werden landelijk ingevoerd en dus ook in Rotterdam. De Joodse Coördinatie Commissie – niet de naamgenoot van na 1945 overigens – wierp zich op als gesprekspartner voor de nazi’s tot er besloten werd dat de Joodse Raad voor Amsterdam een landelijke functie kreeg en Rotterdam een ‘bureau’ kreeg. De Joodse Coördinatie Commissie werd als overbodig verklaard en het bureau Rotterdam werd de gesprekpartner voor de nazi’s.

De stad veranderde weer. Er waren adressen die een onderdeel werden van het vervolgingsapparaat van de nazi’s. Talloze woonhuizen aan de chique Heemraadsingel, voor 1940 vaak bewoond door Joodse industriëlen, werden al vroeg in de oorlog onteigend en ingezet voor nazi-instituties. De Joodse Raad zelf had op verschillende locaties in de stad kantoren – zoals op de Essenburgsingel 24b, het weeshuis, de scholen op de Molenwaterweg, het gebouw van Montefiore op de Van Speijkstraat en niet te vergeten een loods op het gemeentelijk Haventerrein – op een steenworp afstand van het voormalige kantoor van Lodewijk Pincoffs (het poortgebouw), Loods 24. Die loods werd de Rotterdamse evenknie van de Hollandsche Schouwburg.

Bij de vraag wat die oorlog met de stad en de Joden deed, en in Rotterdam was dat nogal wat, mogen we niet vergeten dat de Joodse Raad geen Joodse organisatie was. Het was een nazi-organisatie. Door de bezetter opgericht met een heel duidelijk doel, waarbij ook de medewerkers zand in de ogen werd gestrooid.

Maar niet helemaal. In mijn onderzoek dat ik deed naar verzet binnen de Joodse Raad in Rotterdam heb ik verschillende medewerkers gevonden die klein en groot verzet hebben gepleegd. Van Esther Hartog van café-restaurant Belvedère, die de leiding over een afdeling van de raad had en kinderen redde, tot Amandus Wolfsbergen die de voorzitter werd na Hendrik Cohen en die voor geld voor onderduikers zorgde. Dat verzet kostte de gemengd gehuwde Amandus het leven.
Zo zijn ook de gebouwen die hier een rol speelden een onderdeel van het Joodse erfgoed, want ondanks het verschrikkelijke verhaal vertellen ze ook het verhaal van verzet.

Ik schrijf nu dertien jaar over de Joodse geschiedenis van Rotterdam, mijn geboortestad. Toen ik er aan begon dacht ik niet dat ik er snel klaar mee zou zijn, maar dat ik dertien jaar later nog wekelijks nieuwe verhalen vertel over de Joodse geschiedenis van Rotterdam zegt iets. Dat in de binnenstad van Rotterdam veel in de publieke ruimte niet meer te zien is, zegt niet dat er geen Joods erfgoed is, en zelfs tegenwoordig nog wordt gevonden. Het tastbare Joodse erfgoed in Rotterdam bevindt zich vaak aan de randen van de brandgrens.
Bij de Oude Haven, de Jan van Loonslaan, de Heemraadssingel en de Graaf Florisstraat, het Poortgebouw en Loods 24, de Holland Amerika Lijn, de havens op Feijenoord, de Schietbaanlaan, het voormalige kantoor van Unilever. Daarnaast is het virtuele Joodse erfgoed overal aanwezig.

Joods Rotterdam werd op 14 mei 1940 hard geraakt in het Joodse leven, het Joodse leven in Rotterdam werd in de jaren daarna bijzonder hard geraakt, zelfs in de beschamende Nederlandse context. Maar zeggen dat er geen Joods Rotterdam is, stellen dat er geen Joods erfgoed is in de Maasstad, dat is de ogen sluiten voor de realiteit en het verloochenen van de rijke Joodse geschiedenis van de Maasstad. En, afsluitend, gelukkig is Joods Rotterdam geen geschiedenis maar in 2021 ook een plaats met twee Joodse gemeentes.

© Rob Snijders. Niets mag worden gekopieerd zonder toestemming van de auteur. MAIL