Majorie Eberlé-Gotlib

Marjorie Winifred Gotlib werd in 1914 in Manchester geboren. Ze was de dochter van Sam (Salomon) Gotlib (Rotterdam, 9 september 1881 – Auschwitz, 5 november 1942) die aan het begin van de 20e eeuw naar Manchester was vertrokken om als pianist te gaan werken. Zijn vrouw, Hanna van der Sluys (Rotterdam, 30 april 1885 – Auschwitz, 5 november 1942), volgde hen na het huwelijk naar Engeland maar had een grote heimwee naar haar familie. Ze waren van plan om in Engeland te blijven en Marjorie werd in haar eerste jaren daarom alleen Engels geleerd. Toen grootvader in Rotterdam overleed en zijn parapluwinkel leeg kwam te staan greep moeder haar kans en keerde terug naar Rotterdam. Vader volgde.

Marjorie was acht toen ze terugkwam in Rotterdam. Het gezin ging op de Jonker Fransstraat 98b wonen. Ze begreep de taal niet en de meisjes in de straat dansten om haar heen en riepen iets dat ze niet verstond. Ze vroeg het haar moeder, met een zwaar Engels accent, wat “vuile rotjodin” betekende en dit eerste Nederlands dat ze leerde werd door haar moeder vertaald als dat ze riepen dat ze zulke mooie krullen had. “Het is goed dat je naar huis gekomen bent, anders word je te ijdel”, zei moeder.
Thuis werd er nooit over God gesproken, er werden geen Joodse feestdagen gevierd. De Joodse wetten werden niet gevolgd, terwijl beide ouders Joods waren. Wel werd er geen varkensvlees gegeten en was er altijd op vrijdagavond, tijdens sjabbat, een feestelijke maaltijd met een gast aan tafel.
Vader kreeg werk op de muziekschool en werd daar pianoleraar. Hij speelde tevens in het Rotterdams Philharmonisch Orkest als bassist. Hij was ook voorzitter van dit orkest en voerde de administratie. Met de parapluzaak ging het niet goed, toen de Bijenkorf geopend werd en de paraplu’s daar 5 gulden goedkoper waren was het met de zaak gedaan. Om bij te verdienden ging vader thuis lesgeven.

Marjorie ging naar de MULO en kreeg daarna een baan op een effectenkantoor. Ze ontmoette Leo Fuld. Leo was een zanger van Joodse en Jiddische liederen. Leo werd verliefder op Marjorie dan andersom én hij kreeg bij de BBC in die tijd een contract. Marjorie wilde het huis uit en trouwde met Leo en ging met hem naar Londen. Het huwelijk was geen succes. Na een jaar kwam het paar terug in Rotterdam en Marjorie scheidde van Leo in 1936.
Marjorie ontmoette Oscar Eberlé en vlak voor de oorlog trad ze met hem in het huwelijk. Oscar was een niet-Joodse vertegenwoordiger van Kwatta, het chocolademerk van de Joodse familie Stokvis. Oscar raakte in de oorlog zijn baan kwijt, de Joodse firma Stokvis werd gesloten.
Oscar kreeg een nieuwe baan na bemiddeling van een buurman, hij ging werken bij het Algemeen Ziekenfonds Rotterdam. Daar werkte hij tot zijn dood.

Marjorie heeft de vijf jaar van de oorlog dag-in-dag-uit in angst geleefd. In 1942 waren haar vrienden en vriendinnen de eersten die gedeporteerd werden. Op 8 oktober 1942 werden haar ouders opgehaald door Nederlanders, die daar kopgeld voor kregen. Haar ouders werden op 5 november 1942 in Auschwitz vermoord. Marjorie bleef de hele oorlog bang dat ook zij gehaald zou worden, want, volgens haar, nu de Joodse huwelijken zijn opgehaald zijn nu vast de gemengde huwelijken aan de beurt.

Marjorie las een boek van Scholem Asch over Jezus en realiseerde zich dat Jezus ook Joods was. Dat werd voor haar een keerpunt. Ze wilde meer over Jezus weten en kwam in contact met Trostianetsky, een uit Rusland gevluchte Messias-belijdende Jood. Hij leerde haar eerst over het Jodendom. Dat men binnen het Jodendom wacht op de komst van de Messias en dat volgens hem Jezus de Messias was. Marjorie en haar man gingen naar Ds Buskes van het Hersteld Verband en liet zich dopen.

Op 10 november 1944 werd bij een gigantische razzia in Rotterdam ruim 50.000 mannen weggevoerd voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Ook Oscar was bij deze groep. Dat was de druppel voor Marjorie. Eerst haar ouders, toen haar man. Ze deed haar ster af, ze reed met de tram, ze wilde niet meer leven en aan het einde van de Hongerwinter in Rotterdam woog ze nog 38 kg. Haar man kwam terug.

Na de oorlog leidde Marjorie bijbelkringen en ze ontmoette meer Joodse christenen in Hadderech. Ze was trots op haar Joodse identiteit. In haar geloof ervoer ze het als een voorrecht om Joods te zijn. Ze bleef echter de angst van de oorlog haar hele leven houden. Bij alles wat er gebeurde was voor haar de vraag: “Is het goed voor de Joden, hoe zal het ons vergaan?”
Ze was 55 jaar getrouwd met Oscar. Hij overleed in 1993, en haar hele leven bleef ze een Messiasbelijdende Jood. Marjorie Eberlé-Gotlib overleed op 8 oktober 2009 op 95-jarige leeftijd in Rotterdam.

bron:
adresboeken stadsarchief rotterdam,
trouw 23 okt 2009 – Catharina Mulder,
met dank aan Catharina van Valen

www.joodsmonument.nl.

laatst bijgewerkt:
11 juni 2020