Zweeds grondgebied in Rotterdam; een veilige haven voor een Joods gezin

Door Marcel Deelen

Vrijwel niemand zal nog weten dat een piepklein stukje Rotterdam gedurende de oorlogsjaren Zweeds grondgebied was. Het was echter geen ambassade die daar was gevestigd. Koning Gustaaf V zelf had geregeld dat Rozenburglaan 98 een stukje Zweeds gebied werd. Daarmee werd het huisadres neutraal gebied waar geen Duitser zomaar mocht binnenkomen.

Eind 1925 vertrok de in Hamburg wonende Nederlandse Jood S.S. de Miranda (Amsterdam, 11 oktober 1884) met zijn Zweedse vrouw Juliana Elisabeth Strömbom (Sundbom, 2 maart 1893) naar Rotterdam om daar een bestaan op te bouwen.
Samuël Rodrigues de Miranda was in 1902 op zijn achttiende jaar naar Duitsland vertrokken om daar als vertegenwoordiger van meel en graan aan het werk te gaan. Aanvankelijk getrouwd met een Duitse vrouw, waarvan hij scheidde, ontmoette hij een Zweed met de naam Albert Strömbom. Albert nam hem mee naar Zweden en daar ontmoette hij Alberts zus Juliana Elisabeth. De twee trouwden en kregen twee dochters, Louisa (Stockholm, 1 augustus 1921) en Eyvor (1924). Door allerlei perikelen verkaste het gezin naar Hamburg waar hun zoon Lennart (1925) werd geboren. Drie maanden na zijn geboorte reisden ze per trein naar Nederland om zich in Rotterdam West te vestigen in een bovenwoning. Tijdens de reis lag Lennart in een wasmand naast de stoominstallatie om een beetje op temperatuur te blijven.

Toen het financieel wat beter ging, verhuisde het gezin naar Kralingen, eerst naar de Voorschoterlaan en in 1938 naar de Rozenburglaan. In 1943 kregen Samuel en zijn kinderen de Zweedse nationaliteit. Elisabeth had contacten met de Zweedse consul en die regelde dat. De Zweedse naturalisatie werd officieel door de Zweedse koning verleend. Zweden was neutraal en dus werd dat door de Duitse bezetter staatsrechtelijk geaccepteerd. Het was zelfs zo geregeld dat het huis officieel een stukje Zweeds gebied werd. Als er Duitsers aan de deur kwamen, hield Elisabeth ze daar tegen met de opmerking dat ze geen permissie hadden om Zweeds grondgebied te betreden. Ze accepteerden en respecteerden dat ook. Gelukkig maar, want het gezin had namelijk drie onderduikers in huis. Geen Joodse mensen, maar mannen die aan de Arbeitseinsatz wilden ontkomen.

De hele familie van vaders kant, 93 mensen, is wel afgevoerd en vermoord, op een paar mensen na. De familie Rodrigues de Miranda kwam aan het eind van de zeventiende eeuw naar Nederland vanuit Portugal of Spanje, omdat ze daar vervolgd werden.

Villa Rozenburg
Het pand Rozenburglaan 98, met een totale grondoppervlak van 228 m2, werd gebouwd in 1914. De Rozenburglaan is vernoemd naar de Villa Rozenburg, een woonhuis aan de Oudedijk. Deze villa stond op een perceel dat zich uitstrekte tot aan de Kralingse Plas. Deze villa kwam in 1895 in bezit van de gemeente Rotterdam. In 1911 werd besloten om een villawijk en een park aan te leggen op het perceel. Het park kreeg de naam Park Rozenburg.

Het echtpaar De Miranda woonde op het adres tot in de jaren zestig  Onbekend is of de Zweedse status ooit is opgeheven. Tot in 1963 was op dit adres nog het Zweeds Verkeersbureau gevestigd. Op dit moment is het pand het onderkomen van Volkers Radiologie B.V., praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra.

Meerdere Joodse gezinnen
De familie De Miranda was niet het enige joodse gezin aan de Rozenburglaan. Zo woonde op nummer 11 de familie Gelber bestaande uit vader Arthur Wilhelm (Suczawa, – Sobibor, ), moeder Elise (Keulen, – Sobibor, ), zoon Walter Siegmund (Rotterdam, – Utrecht, ) en zoon Micha die de oorlog  overleefde. Op nummer 17 woonde de familie Vieijra (vader en kind overleefden, moeder en zoon Jacob Henri werden vermoord in Auschwitz), op nummer 30 woonde in 1930 mevrouw Brandel en vlak voor en tijdens de oorlog kantonrechter Ernest Polak en diens vrouw. Ernest kwam om tijdens door de gevolgen van het bombardement op Rotterdam in 1940 en zijn vrouw werd vermoord in Sobibor in 1943.

Op Rozenburglaan 70a woonde pianiste Martha Elisabeth Frankfort, zij werd in Sobibor vermoord, en op nummer 70b woonde tot 1925 Eliazer Meijer Mok, handelaar in onder meer oud papier en lompen, het destijds bekende bedrijf E. M. Mok & Zonen. Tijdens de oorlog woonde Hedwig Levy (Herne, op dit adres, tot 1 december 1942, de datum dat zij in Rotterdam overleed.

Op Rozenburglaan 90b woonde de veehandelaar David van Crefeld. Hij, zijn vrouw, zoon en dochter werd allen in Auschwitz vermoord. Op nummer 100 tenslotte woonde Hendrik Cohen, een vooraanstaand Rotterdams apotheker. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij voorzitter van Het Bureau Rotterdam van de Joodsche Raad voor Amsterdam.

Het gezin op nummer 98 was het enige dat ongeschonden de oorlogsjaren doorkwam, dankzij interferentie van de Zweedse koning zelf. Zoon Lennart, inmiddels 95, kan zodoende terugkijken op een bijzondere periode en een nog bijzonderder bescherming.

 

bron:
L. Rodrigues de Miranda via site joodserfgoedrotterdam
Stadsarchief Rotterdam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten , inventarisnummer 851-328

met dank aan Marcel Deelen, ook gepubliceerd in de Oud Rotterdammer

gepubliceerd:
5 november 2021

laatst bijgewerkt:
5 november 2021