Mozes van Gelderen

In de uitgave van 1940 van het Genootschap voor de Joodsche Wetenschap werd door L. D. Staal een artikel gewijd aan Mozes van Gelderen, die van belang was voor Joods Rotterdam. Het volgende was te lezen:

‘M. VAN GELDEREN
Door den dood van ons medelid, wijlen Mozes van Gelderen, op 29 december 1937, werd de levensdraad afgesneden van een man, die in arbeid voor het Jodendom zijn hoogste bevrediging vond. Hij heeft voor het Jodendom gewerkt in verschillende kwaliteiten, op posten van den meest verscheiden aard: de grondtoon van zijn leven was, zijn onbedwingbaar verlangen de Joodsche wetenschap te beoefenen en te verbreiden: de bijbelsche en de talmudische, maar ook de zogenoemde nieuwere Joodsche wetenschap.

Mozes van Gelderen werd te Heusden geboren op 22 augustus 1878. In zijn jeugd vestigde de familie zich te Rotterdam, waar hij de aandacht trok van den opperrabbijn Dr. B. L. Ritter, onder wiens leiding hij zich bekwaamde tot godsdienstonderwijzer van den laagsten en later van den middelsten rang. Te Rotterdam was hij werkzaam als godsdienstonderwijzer aan de school Lombardstraat (2e Lombardstraat 92 – red.). totdat hij in 1900 als hoofd der burgerschool naar Groningen geroepen werd. Opperrabbijn van Loen zag in hem den geschikten man, om de jeugd te leiden en het godsdienstig leven te Groningen tot groter bloei te brengen. En van Gelderen stelde de verwachtingen niet te leur. Onder leiding van den heer van Loen studeerde hij verder en legde met goed gevolg de examens van godsdienstonderwijzer van den hoogsten rang en darsjan af. Hij werd leraar van godsdienstige verengingen en toonde als prediker in hoge mate de gave des woords te bezitten. De grootste voldoening vond hij echter als leider van leeroefeningen in het Groningse Beth Hamidrasj. Hij wist met scherpzinnigheid, met gevoel voor zuivere methodiek de onderwerpen te analyseren, de leerstof te ordenen en klaar voor te dragen, zodat de aandacht voortdurend geboeid en de studie tot een genot voor de hoorders werd. Opperrabbijn Hamburg, de opvolger van van Loen, die niet gul was in zijn waardering, schonk hem den Choweir-titel. En na den dood van Opperrabbijn Hamburg, toen de heer van Loen te ’s Gravenhage, zich belastte met het interimaat van Groningen, droeg deze de waarneming van de dagelijkse godsdienstige leiding van het ressort aan van Gelderen op. Ook gedurende de ziekte van opperrabbijn Asscher verzorgde van Gelderen de ressortale godsdienstige belangen.

Van Gelderen’s opvatting van Jodendom bracht hem tot de Agoedas Jisroeil, in welke organisatie hij een vooraanstaande plaats innam. Hij schroomde, indien nodig, den strijd niet. Desniettemin hebben alle geestelijke autoriteiten, die hem aan het werk hebben gezien, mannen van uiteenlopende inzichten op politiek gebied, zijn verdiensten erkend. De gemeenschappelijke liefde voor het Jodendom overbrugde de verschillen.

In zijn Groningse tijd ging de heer Van Gelderen tot een anderen staat des levens over en trad hij in een commercieel bedrijf. Hij werd van ambtenaar kerkeraadslid en verenigingsbestuurder. Zijn nieuwe maatschappelijke positie gebruikte hij om het Jodendom nog beter dan in ambtelijke loopbaan te dienen. De Groningse gemeente erkende dit en eerde dit. Bij den 25sten verjaardag van zijn vestiging in Groningen en bij zijn afscheid van de gemeente in 1927 toen hij naar Amsterdam vertrok ontving hij daarvan de ondubbelzinnige bewijzen.

Zijn arbeid te Amsterdam was een voortzetting van dien te Groningen. In de vereniging Reisjies Chogmoh was hij een geliefd Kourei; voor talrijke verenigingen trad hij als spreker op en hij wist ieder onder de bekoring van zijn vurig en leerrijk woord te brengen. In de vereniging Benei Teimon ontplooide hij ten volle alle talenten waarover hij beschikte. Als organisator, als initiator, als leraar, als prediker, als leider heeft hij zich voor dit stadskwartier blijvende verdienste verworven. Enige weken na zijn afscheidsrede in de verenigingssynagoge, na de inwijding der gemeentesynagoge ontsliep hij plotseling; zijn taak op aarde was volbracht.

Als herinnering aan het wetenschappelijke streven van Van Gelderen zullen bewaard blijven de vele redevoeringen die hij heeft gehouden, waaruit een wetenschappelijke geest spreekt en de artikelen, die hij in den loop des tijds in verschillende persorganen heeft geschreven. Stippen wij nog aan, dat hij enige jaren de bijschriften van den zogenoemde Tal’s kalender leverde. Last not least zij vermeld de rede, die hij als secretaris van de afd. Groningen van Achawah op 13 Juli 1904 hield opgenomen in het maandblad. Achawah van november, december 1904 en januari 1905 over de Wetgeving van Hammurabi. Hij nam daarin als eerste uit onzen kring stelling in den “Babel-und-Bibel” strijd, ontketend door Prof. Friedrich Delitzsch en toonde daarbij zowel een zin voor gezonde historische kritiek als onwankelbaar geloof in de Joodse overlevering.

In Mozes van Gelderen heeft het Jodendom een ijverig werker, de rabbijnse wetenschap een ernstig beoefenaar, de Joodse gemeenschap een talentvol leraar verloren.

L. D. STAAL.’

Mozes van Gelderen werd te Groningen begraven. Hij was gehuwd met Julia de Jong (Groningen, – Sobibor, ) en zij hadden twee zonen, Hartog (Groningen, – Auschwitz, ) en advocaat Benjamin (Groningen, – Auschwitz, ).