Rotterdams-Joodse slachtoffers van de Amsterdamse razzia’s op 22 en 23 februari 1941.

door Wally de Lang

Afgelopen februari, tachtig jaar nadat de razzia’s op joodse mannen in Amsterdam hebben plaatsgevonden, verscheen het boek van Wally de Lang waarin aandacht wordt besteed aan het fatale lot dat de mannen heeft getroffen: van de 390 mannen overleefden slechts twee (Gerrit Blom en Max Nebig) op miraculeuze wijze de oorlog, twee anderen (Eddy de Wind en Jacob Dagloonder) die ook bij de razzia’s van 22 en 23 februari 1941 waren opgepakt, konden na een paar dagen vanuit de eerste plek waar zij heengebracht waren – interneringskamp Schoorl – naar Amsterdam terugkeren. Zij werden in 1942/1943 alsnog naar Polen gedeporteerd, maar maakten na jarenlange ontberingen in verschillende concentratiekampen de bevrijding mee.

Onder de opgepakte razziamannen waren er tien die in Rotterdam geboren waren. Het gaat om Mozes van Beseme, Joël Bobbe, Abram en Hartog Dagloonder, Isaak van Gelderen, Michel de Jong, David van de Kar (1913), Benjamin Philip Pijpeman, Karel Rubens en Elias Machiel Zwaap. Ten tijde van de razzia woonden alleen Hartog Dagloonder en Isaak van Gelderen nog in de havenstad, in de Helmersstraat 9 en respectievelijk de Oleanderstraat 47a. Zij waren tijdens het razziaweekend in Amsterdam, voor zaken of op familiebezoek, en voor hen gold – evenals voor alle andere opgepakte mannen – dat zij op het verkeerde moment op de verkeerde plek waren.

Vijf Rotterdamse Joodse families die hun broer of vader na de razzia’s niet meer terugzagen, waren al eerder in de oorlog door het noodlot getroffen: hun huizen in het centrum van de stad waren tijdens het bombardement van 14 mei 1940 verwoest, ze hadden familieleden verloren en ze hadden de stad moeten verlaten om elders nieuw onderdak te vinden. Het betreft de families Bobbe, Dagloonder en De Jong, maar ook de gezinnen van Simon Achttienribben en Louis Jacob van Dam. Simon was geboren in Amsterdam, Louis in Groningen, maar beiden waren in Rotterdam getrouwd en woonden en werkten lange tijd in de stad.

Na het bombardement en de grote brand die daarop volgde werden de dakloos geworden gezinnen in eerste instantie vaak opgevangen door familieleden, maar vooral in het relatief nabijgelegen Joods-Den Haag kwamen grootscheepse hulpacties op gang. In totaal zouden 507 van de 1192 geëvacueerde Rotterdamse joden als vluchteling naar de residentie vertrekken waar in het pand naast het administratiegebouw aan de Nieuwe Molstraat slaapgelegenheid en een kledingdepot voor de slachtoffers was ingericht. Vandaaruit vertrokken velen na enige tijd naar andere opvangadressen. De musicus Michel de Jong bleef met zijn vrouw Rika en twee kinderen in Den Haag wonen evenals fruitventer Hartog Dagloonder. Simon Achttienribben, Joel Bobbe en Abram Dagloonder vonden in de loop van 1940 woonruimte in Amsterdam en Louis van Dam ging terug naar zijn geboortestad Groningen. Na de ellende die ze aan het begin van de oorlog in Rotterdam hadden meegemaakt, volgde in het weekend van 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam een tweede ramp voor de betreffende families. De hiernavolgende biografieën geeft meer inzicht in wie de mannen waren en welk lot hen uiteindelijk ten deel viel.

Het Stadsarchief Amsterdam heeft op dit moment (2021) een uitstekende website met korte biografieën die Wally de Lang samenstelde. Wally de Lang gaf met vriendelijke toestemming de verhalen over de Rotterdamse slachtoffers van de razzia’s voor deze website. Via de namen hieronder zijn de verhalen te lezen.

Mozes van Beseme Joel Bobbe Abram Dagloonder
Hartog Dagloonder Isaäk van Gelderen Michel de Jong
David van de Kar Benjamin Philip Pijpeman Karel Rubens
Elias Machiel Zwaap Simon Achttienribbe Louis Jacob van Dam