De tragische geschiedenis van de Feyenoord-Joden

Ze lijken volledig vergeten, maar ook Feyenoord had voor de Tweede Wereldoorlog Joodse leden. Bijna allemaal kwamen ze om in concentratiekampen. Wie waren de Joodse Feyenoorders, en waarom weten we zo weinig van ze?

Wie in De Kuip zoekt naar een tastbare gedenkenis aan de Tweede Wereldoorlog moet goed zoeken. Op de Olympiatribune bij de ingang de trap op, dan naar rechts, en vlak voor de grote zaal weer naar rechts, in een hoekje. Daar hangt de gedenksteen die in 1952 werd opgehangen, destijds op een veel centralere plek overigens. Aanvankelijk liet Feyenoord na de Tweede Wereldoorlog een groot standbeeld bouwen, De Zaaier, om haar “gevallen sportmakkers” te herdenken. Voor dat beeld ontbraken de noodzakelijke vergunningen, en dus verdween het op een dag in 1948. Niemand weet waarheen.

Pas vier jaar later werd de gedenksteen opgehangen, naast de koffiekamer, rechts naast de ingang van de Olympiatribune. Kosten: 120 gulden. Lang werd getwist over de vorm van de steen. Moesten de namen van de tweeëntwintig Feyenoord-leden en -donateurs die omkwamen erop? Donateurs waren minder nauw verbonden aan de club als leden, maar Reinier Werson, de vader van talent Gerard Werson, hielp zijn zoon met een verzetsorganisatie en werd in Vught doodgeschoten. Moest ook hij niet herdacht worden? Bovendien was een deel al geen lid meer toen ze omkwamen, is de crue tegenwerping van sommigen binnen de vereniging.

Dat klopt. De Joodse Feyenoorders die de oorlog niet overleefden werden grotendeels in november 1941, op bevel van de Rijkscommissaris, uitgeschreven uit het ledenbestand, of voelden de bui vermoedelijk al hangen en meldden zichzelf af.

In de tragische collectieve oorlogsherinnering van Feyenoord ontbreken de Joden vaak. Maar de geschiedenis van de Feyenoord Joden is even tragisch als die van de andere Feyenoorders die omkwamen, wellicht zelfs tragischer. De oorlogsgeschiedenis van Feyenoord is tragisch, en daarom hoort de geschiedenis van de Feyenoord Joden er ook bij. Zij waren Feyenoorders, actieve leden van de club, nuttige donateurs. Maar tot op heden ontbraken ze in vrijwel elke geschiedschrijving over de vijf duistere jaren van de club. Dat is zonde. Misschien komt het omdat ze al geen lid meer waren op het moment dat ze werden opgepakt, gedeporteerd, en vermoord, en daardoor de banden al grotendeels verbroken waren. Maar waarschijnlijker is dat het komt omdat ze zelf niet konden vertellen over hun oorlogsbelevenissen. En hun nabestaanden ook niet. Want die zijn er niet. Ook dood.

Joden in Rotterdam
Rotterdam was voor de Tweede Wereldoorlog na Amsterdam en Den Haag de stad met de grootste Joodse gemeenschap van Nederland (Rotterdam en Den Haag verwisselden regelmatig van plaats als het om de tweede plaats ging – redactie joodserfgoedrotterdam – red.). Die geschiedenis gaat terug naar 1610, als vanuit Portugal Joodse handelaren naar Rotterdam komen en een handelsverdrag sluiten. Onderdeel daarvan is volledige godsdienstvrijheid, toestemming voor de bouw van een synagoge en een begraafplaats. Later in de eeuw komen ook Joden uit Polen en Duitsland in Rotterdam wonen. De gemeenschap groeit gestaag. Tussen 1800 en 1900, als de stad economisch opbloeit, verdubbelt zij met een factor vier. De centrale synagoge aan de Botersloot speelt in het vooroorlogse Rotterdam een grote rol bij het gelovige deel van de Joodse gemeenschap. Die telt in 1940 zo’n dertienduizend leden.

Gevoetbald wordt er ook. Bij mijn weten zijn er geen joodse voetbalclubs geweest in Rotterdam, ondanks hun relatief geïsoleerde sociale leven (die club was er wel, het relatief onbekend gebleven Zaoth – red.). Dé jodenclub was het niet, maar de meeste voetballende Joden lijken lid geweest te zijn van Sparta. Dat had vermoedelijk vooral geografische redenen: het was de grootste club van de rechter Maasoever, het deel van Rotterdam waar de meeste Joden woonden – vooral in de oude stationsbuurt, daar waar nu het Hilton Hotel staat. Bovendien had de club in Jos Cohen een (half)Joods bestuurslid. Het maakt het des te opmerkelijker, en treuriger, dat Sparta als eerste, en enige grote Rotterdamse voetbalclub, een bord ‘Verboden voor Joden’ vrijwillig bij de poorten van Het Kasteel hing, en Joodse leden van het terrein liet afsturen.

Hoe anders was het bij Neptunus, dat ook veel Joodse leden kende. Daar werd na het verbod op Joden in 1941 een lange zijde van het veld steevast gesloten voor publiek, zodat Joden van achter de sloot de wedstrijd alsnog konden volgen.

Het is onvoorstelbaar, maar van de dertienduizend Rotterdamse Joden overleefden slechts enkele honderden, misschien iets meer dan duizend, de oorlog. De deportaties begonnen in de zomer van 1942 en waren na ongeveer een jaar later afgerond. Duizenden Joden worden in Loods 24, nabij het Wilhelminaplein, richting Feijenoord, waar nu tussen nieuwbouwflats een grasveldje ligt, geregistreerd en uiteindelijk gedeporteerd. Voor 6.536 mensen was de Loods het laatste wat ze van Rotterdam zagen. Andere Rotterdamse Joden werden later bij razzia’s opgepakt, waren na het bombardement al gevlucht, onder meer naar Den Haag, of werden anderszins nog gepakt en gedeporteerd.

Onder die 6536 zijn ook Feyenoorders. Niemand keert levend terug.

De Feyenoord Joden
Maar wie waren de Joodse Feyenoorders? Waar woonden ze? Hoe zag hun leven eruit? Waar kwamen ze om? Een poging om de rood-witte slachtoffers van het nazisme en antisemitisme uit de anonimiteit en vergetelheid te halen.

De familie Naarden
Barend Naarden en zijn zoons Emanuel en Aron waren echte Feyenoorders. Barend, op 27 augustus 1901 geboren in Amsterdam, is donateur, Emanuel, geboren op 7 februari 1927, spelend lid, net als zijn broertje Aron, geboren op 12 augustus 1928. Moeder is Catho Louise Blom, geboren op 11 december 1902 in Giessen-Nieuwkerk. De familiegeschiedenis van het gezin Naarden vertoont een opwaartse beweging, een verhaal van een familie die langzaam hogerop komt en vanuit Rotterdam-Zuid naar betere wijken verhuist.

Vader Barend had een winkel in herenkleding, die langzaam uitbreidde. In mei 1938 ging de familie aan de Groene Hilledijk wonen, op Zuid. Het is in die tijd dat Emanuel en Aron bij Feyenoord gaan voetballen. Aron is daar al mee gestopt als het gezin in december 1940 verhuist naar de Rochussenstraat 133b, bij wat nu het Museumpark is. De jongste van het gezin schrijft zich in april 1940 uit als verenigingslid wegens “gebrek aan animo”. Het is opmerkelijk dat hij überhaupt lid mocht worden, want de leeftijdsgrens was eigenlijk dertien, maar wellicht vertelt het iets over de sterke verbondenheid van de familie Naarden met de club. Emanuel blijft wel lid, totdat in het najaar van 1941 verenigingen worden opgeroepen hun joodse leden te verwijderen. Feyenoord gehoorzaamt: Emanuel wordt uitgeschreven. Het gezin woont inmiddels in Hillegersberg, aan de Hoyledesingel 8.

Het is vermoedelijk op dat adres dat ze worden verraden, door ene ‘Tante Bertha’. Die vrouw wordt er na de oorlog van verdacht Joden voor tienduizend gulden een veilige overtocht naar Engeland te verzekeren, maar alle families en individuen die haar voor die dienst betaalden, worden tussen Rotterdam en Hoek van Holland door de bezetter opgepakt. Barend Naarden vertrouwt haar zijn huis en textielverzameling toe in ruil voor een veilige vlucht.

In Engeland kwam de familie nooit aan. Barend, Catho-Louise, Emanuel en Aron zagen elkaar ergens in september 1942 voor het laatst. Moeder en zoon Aron worden begin september vanuit Loods 24 gedeporteerd naar Auschwitz. Daar worden ze op 14 september vermoord. Emanuel overlijdt op 31 maart 1943 in Kamp Seibersdorf. Vader Barend op 21 augustus 1944 in Auschwitz.

De verscheuring van de familie is gruwelijk. Moeder en zoon die in Auschwitz omkomen, terwijl vader en zoon pas later de dood vinden. Dat het gezin vermoedelijk verraden is door een vrouw die daar veel geld mee verdiende, maar het nog gruwelijker. Tante Bertha is om onduidelijke redenen overigens nooit veroordeeld.

De kledingwinkel in herenmode van Barend Naarden is na de oorlog overgenomen door Chris Sinke, oud eerste-elftalspeler van Feyenoord. Het toont andermaal de verbondenheid van de familie met de vereniging Feyenoord.

De vader van Barend Naarden was Emanuel Naarden, en hij had in 1922 een kledingzaak op de Nieuwe Markt 24 in Rotterdam.

De familie Velleman
Een andere Joodse familie met een nauwe band met de club was de familie Velleman. Vader Salomon wordt geboren op 26 augustus 1913 en groeit op aan het Van Alkemadeplein, nu onderdeel van de Van Alkemadestraat, nabij de Meent. Salomon werd op 1 augustus 1936 lid van Feyenoord. Zijn vader Alexander Hartog is fabrieksarbeider. Net als bij de familie Naarden, is de familiegeschiedenis van de familie Velleman, een grote Joodse familie in Rotterdam, er eentje van opwaartse mobiliteit. Salomon trouwt met Elisabeth de Vries en werkt aanvankelijk als koopman, maar is aan het begin van de oorlog leraar. Zijn vader Alexander wordt van fabrieksarbeider medewerker in een bibliotheek. Het gezin woonde op de Burgemeester Meineszlaan 79a.

Familie De Vries
Er schuilt wellicht een zekere romantiek in het verenigingsleven van Feyenoord voor de oorlog. Elisabeth de Vries is namelijk de zus van Herman de Vries, ook een Joodse Feyenoorder. Stelde hij Elisabeth voor aan zijn Feyenoord-kameraad Salomon? Salomon en Esther trouwen op 1 mei 1940, vlak voordat de bommen vallen. Ze krijgen tijdens de oorlog twee kinderen: Jack, geboren op 9 oktober 1940, en Alexander, geboren op 19 mei 1942.

Niemand van het gezin overleeft de oorlog. Waar de meeste Vellemans naar Auschwitz werden gedeporteerd, komt Salomon op 30 november 1943 om in werkkamp Dorohucza, in Polen. Zoon Jack is in juli 1941 om onduidelijke redenen al overleden. Alexander wordt net geen één jaar; hij wordt op 14 mei 1943 vermoord in Sobibor, met zijn moeder Elisabeth.

Ook Herman de Vries komt om in een kamp. Hij werd op 1 maart 1937 lid van Feyenoord. De Vries, slager van beroep en sinds 1937 lid van Feyenoord, wordt op 30 september 1942, kort nadat hij bij een razzia in Rotterdam is opgepakt, vermoord in Auschwitz. Wat moet Sara Preger, moeder van Feyenoorders Elisabeth en Herman, geleden hebben. Zij overleeft de oorlog namelijk wel, en overlijdt uiteindelijk pas in 1969. Al haar kinderen en kleinkinderen zijn vermoord in kampen. Het gezin woonde op de Vierambachtsstraat 37a.

Leendert Droomer
Leendert Droomer werd geboren op 4 maart 1926 en groeit op in het centrum van Rotterdam. Zijn ouders, groentekoopman Levie en Roosje Wijmans, verhuisden in 1941 naar de Anna Paulownastraat 54a. Opmerkelijk is dat Leendert zich op 1 juni 1938 als lid registreert als woonachtig aan de Josephstraat. Maar daar heeft het gezin volgens het adresboek van de gemeente nooit gewoond. Mocht Leendert eigenlijk niet voetballen en schreef hij zich daarom op een vals adres in, zoals meer jongens deden?

Hoe dan ook, het volledige gezin Droomer wordt in september 1942, als duizenden Rotterdamse Joden worden weggevoerd via Loods 24, naar Auschwitz gedeporteerd. Daar komen ze ook om het leven. Op 30 september 1942 vermoorden de nazi’s Leendert, de heimelijk voetballende scholier, en zijn ouders Levie en Roosje. Levie Droomer (Rotterdam, – Auschwitz, ) was in mei 1934 donateur.

Gebroeders Van der Horst
De tragische geschiedenis van de Feyenoord Joden is dus grotendeels ook een tragische familiegeschiedenis. Dat wordt nog eens duidelijk bij de gebroeders Machiel (Rotterdam, – Sobibor, ), David (Rotterdam, – Sobibor, ) en Salomon (Rotterdam, – Sobibor, ) van der Horst. Het drietal wordt in de jaren dertig lid van Feyenoord. Machiel is de talentvolste; hij schopt het tot het vierde elftal. Hoewel de broers sterk verbonden lijken met Feyenoord, is geen van hen aan het begin van de Tweede Wereldoorlog nog Feyenoord-lid. Het is onduidelijk wie, maar één van hen schrijft zich in december 1939 uit als Feyenoorder en wordt lid van SMV in Hillegersberg. Een ander volgt een maand later, op 1 januari 1940, als hij in militaire dienst treedt. De derde is in 1938 bij gebrek aan animo al uitgeschreven als lid.

Feyenoorder of niet, geen van de drie overleeft de oorlog. David, Salomon en Machiel, en hun vader Arend, geboren in Schoonhoven maar later naar Rotterdam getrokken, en moeder Judic Brandon worden allemaal op dezelfde dag vermoord. Op 23 april 1943 eindigt in kamp Sobibor de familiegeschiedenis van de drie Feyenoord-broers en hun ouders.

Andere ex-leden
Net als de broers Van der Horst zijn er meer Rotterdamse Joden omgekomen in de oorlog die enige tijd Feyenoord-lid waren, maar zich in de jaren voor het uitbreken van de oorlog al uitschreven. Zij ontbreken dan ook logischerwijs op de droeve lijst die Feyenoord na de bevrijding publiceert, met daarop alle overleden clubleden en -donateurs. Maar ook zij maken deel uit van de tragedie van de Joden in het algemeen, en de Feyenoord Joden in het bijzonder.

Zo is er een S. Cohen die zich in 1934 aanmeld als donateur van de club. Waar de administratie van clubleden nauwkeurig werd bijgehouden, geldt het tegenovergestelde voor donateurs: meer informatie over wie hij was ontbreekt. Wel weten we dat zeven Rotterdamse S. Cohens via Loods 24 gedeporteerd zijn en omkwamen in kampen. Het is zeer aannemelijk dat deze Feyenoorder daar ook tussen zat.

En zo was er Louis van Praag, een Joodse jongen die zich twee maanden na zijn dertiende verjaardag aanmeldt bij Feyenoord, op 15 december 1934. Anderhalf jaar later, aan het begin van het seizoen 1936/37, heeft hij zich al uitgeschreven. Hij wordt met zijn ouders Isaac van Praag en Judith Groenteman, broers Jacob en Mozes en zus Sophia in september 1942 opgepakt en via Loods 24 gedeporteerd. Meteen na aankomst, op 30 september, worden Jacob en Louis vermoord. Op dezelfde dag en in het hetzelfde kamp vinden Feyenoorders Herman de Vries en Leendert Droomer de dood. Wat een treurige historische toevalligheid. Of nee, geen toevalligheid. Het was allemaal zo gepland. Dat maakt de tragedie van de Holocaust nog veel treuriger.

Er lijken een paar Joodse (ex-)Feyenoorders de oorlog overleefd te hebben. Adriaan Antonius Polak werd op 29 april 1919 geboren, in oktober 1936 lid van Feyenoord maar schreef zich in mei 1937 alweer uit. Hij overleefde de oorlog en overleed op 24 april 2004. En er was Phida Wolff, de administrateur van de vereniging, die net als het Sparta-bestuurslid Jos Cohen half-Joods was en de oorlog overleefde.

Een andere Jood werd pas tijdens de oorlog Feyenoorder. Herman Menco zat als tiener dagenlang binnen, ondergedoken in een woning op Zuid. Behalve op zondag; dan ging hij, met geblondeerd haar en een petje op, op in de menigte die op weg was naar De Kuip. Een moedige daad. Later werd ook Menco opgepakt, maar hij overleefde de oorlog en kon zijn verhaal navertellen.

Collectieve Feyenoord-geschiedenis
In totaal moeten er in de decennia voor de Tweede Wereldoorlog enkele tientallen Joden lid zijn geweest van Feyenoord. Dat is minder dan van Sparta, maar ongeveer vergelijkbaar met het beeld dat Simon Kuper in zijn onderzoek naar de Ajax-Joden schetste. Feyenoord was een club die veelal bestond uit christenen; met name katholieken – (nazaten van) immigranten uit Brabant – en ook een handjevol Joden. Maar het was bovenal een volksclub, geen arbeidersclub. Dat laten de beroepen van de Feyenoord Joden ook zien; een leraar, een scholier, een slager, een winkelier.

De geschiedenis van de Feyenoord Joden laat behalve hun band met de club ook wat onderlinge verbanden zien: werkend lid Herman de Vries was de broer van Elisabeth de Vries, de vrouw van Feyenoorder Salomon Velleman, en dat de kledingwinkel van Barend Naarden na de oorlog werd overgenomen door Chris Sinke, impliceert dat Naarden sterk verbonden was met de club en veel leden kende.

De Feyenoord Joden voetbalden in het rood en wit, waren donateur of ‘gewoon’ lid. Ze woonden in dezelfde huizen en in dezelfde straten als de andere Feyenoorders. Dat maakt het ergens raar dat over hun geschiedenis en hun verbondenheid met de club zo weinig bekend is. Aan de andere kant, ook over de niet-Joodse oorlogsslachtoffers wordt pas de laatste jaren steeds meer bekend. Vorig jaar schreef ik in Hand in Hand over Gerard Werson, een Feyenoord-lid en verzetsstrijder. In 2012 schreef Michel van Egmond in Voetbal International over Koos van den Bosch, A-junior en bij de razzia van november 1944 opgepakt. Hij werd later dood gevonden, met zijn rood-witte Feyenoord-sjaal nog om. Doodgeslagen toen hij probeerde te vluchten. En neem het verhaal van Jodocus Janssen, Dook voor zijn vrienden, geboren in 1903 en vanaf 1938 lid van de elftalcommissie. Hij sloot zich na het begin van de oorlog aan bij het Geuzenleger, werd in 1941 opgepakt en gedeporteerd, maar overleefde wonder boven wonder de oorlog. Zijn verhaal werd een paar jaar geleden voor het eerst opgeschreven door een medewerker van het Verzetsmuseum.

Een andere reden dat er over de Feyenoord joden zo weinig bekend was is een simpele doch treurige: niemand kon het navertellen. De Feyenoorders die in dit artikel zijn genoemd, stierven niet alleen. Ook hun broers en zussen werden gedeporteerd en vermoord. Net als hun ouders. En ook hun broers en zussen. En neven en nichten. De Rotterdamse families Naarden, Velleman en Van der Horst werden volledig uitgemoord door de nazi’s. Niemand die de herinneringen in leven kon houden.

Daarom moeten wij Feyenoorders dat maar doen. Barend, Emmanuel, Aron, Salomon, Herman, Louis, Machiel, David, Salomon, S. Cohen en Leendert waren Feyenoorders. Dat maakt van hun geschiedenis ónze collectieve clubgeschiedenis.

Geschreven door:
Feyenoord Supportersvereniging, Blad Hand in Hand

Aanvullingen oktober 2017
In Trouw verscheen op 23 oktober 2017 een column van Jurryt van de Vooren en daarin worden nog een aantal Joodse Feyenoorders genoemd.
Jonas Frank was donateur sinds oktober 1938. Hij was met zijn vrouw Esther Polak de eerste Joodse Feyenoorder die op 3 september 1942 werd vermoord in Auschwitz. Op de 30e september van dat jaar werden er acht leden en donateurs van Feyenoord vermoord.

Niet alle Joodse Feyenoorders zijn in de oorlog vermoord. Een klein aantal overleefde, zoals Feyenoord-coach Richard Dombi en commissaris van de Kuip Maurits Hillel van Hertzfeld.  Eind jaren dertig had Feyenoord meer Joodse leden en donateurs dan Ajax – inmiddels zijn er dertig namen bekend. Deze mensen hebben Feyenoord mede vorm gegeven. Dat dit is vergeten is treurig, het is echter een gotspe (verwerpelijke schaamteloosheid) dat ‘fans’ zich verliezen in antisemitische spreekkoren en spotprenten op internet.

Max Abarbanel

Verder
Max (M. F. W.) Abarbanel (7 augustus 1925 – Rotterdam, 29 oktober 2003) was de clubarts van Feijenoord gedurende vijftien jaar in de jaren zestig en zeventig (hij nam afscheid in mei 1978). Volgens een artikel in Het Vrije Volk voetbalde Max ook als rechtsback. Verder had Max gevoetbald bij HVV uit Den Haag en Be Quick uit Groningen. Max was gehuwd met Fenny Adema (Groningen, 19 november 1923 – Rotterdam, 8 maart 2011) en zij zijn begraven op de begraafplaats Hofwijk, Delftweg 230 in Rotterdam. Max bracht zijn jeugd door in Nederlands-Indië, waar het gezin vanaf ca. 1927 woonde.

Samuel Beerenborg (Zevenbergen, ) was in 1936 donateur. Op 27 augustus 1943 werden hij en zijn vrouw in Auschwitz vermoord. Hun zoon Meijer, geboren in 1919, werd daar in september 1942 vermoord. Het gezin woonde op de Walenburgerweg 14b.

Marinus Leonard van Biene (1901-1943) was in 1936 donateur van Feyenoord. Hij en zijn vrouw werden op 2 juli 1943 in Sobibor vermoord. Zij woonden op de Allard Piersonstraat 55c.

Salomon Cohen (1891-1943) was in november 1934 donateur. Op 15 december 1943 in Auschwitz vermoord. Zijn vrouw Sara Bosman en hun zoon Joseph Samuel Cohen werden op 15 november 1943 vermoord. Het gezin woonde op de Hillevliet 28a.

Salomon Eliazar Cohen (1889-1942) was in mei 1937 donateur. Op 23 november 1942 in Auschwitz vergast, evenals zijn vrouw Petronella Leuvenberg. Zij woonden op de Ruychrocklaan 158, Den Haag.

Jacques van Gelderen (1903-1942), in februari 1938 donateur. Op 30 september 1942 in Birkenau vermoord. Zijn vrouw Sophia Kleinkramer (1901-1942) en zevenjarige zoontje Simon Gabriël (1935-1942) werden op 19 augustus 1942 in Auschwitz vermoord. Zij woonden op de Stationsweg 32 in Sliedrecht.

Salomon Goudsmit (1891-1942) was in mei 1936 donateur. Op 23 september 1942 vermoord in Auschwitz. Ook zijn vrouw, dochter Vrouwtje (1922-1942) en zoon Abraham Arthur (1928-1942) werden in 1942 vermoord. Zij woonden op de Van Ostadelaan 6, De Bilt.

Samson van Hesse (1890-1942) was in maart 1937 donateur. Samson van Hesse en zijn vrouw Hendrika David (1890-1942) werden op 19 oktober 1942 in Auschwitz vergast. Het gezin van hun zoon werd in 1943 in Sobibor vermoord. Zij woonden op de Allard Piersonstraat 28b.

De broers Machiel (1917-1943), David (1920-1943) en Salomon (1923-1943) van der Horst waren allemaal lid van Feyenoord. Salomon werd op 1 juni 1935 lid, de anderen waren dat al. Vader Arend was donateur. Samen met hun ouders Arend (1893-1943) en Judic (1893-1943) werden de broers op 23 april 1943 in Sobibor vermoord. Het gezin woonde op de Van Oldenbarneveltstraat 113.

Eliazer Krammer (1862-1942) was in januari 1936 donateur. Hij overleed in Apeldoorn.

Gustav Philip Lion (1920-1943) was in november 1936 lid van Feyenoord. Op 9 juli 1943 in Sobibor vermoord. Ook zijn ouders werden daar vermoord. Zijn enige broer Erich (1912-1942) werd in Auschwitz omgebracht. Het gezin woonde op de Hondiusstraat 14b.

Bernard Maarssen (1924-1942). Op 30 november 1942 in Auschwitz vermoord, op dezelfde dag als zijn broers Mozes (1921) en Salomon Alexander (1922). Zijn oudste broer Henri Salomon (1919-1942) werd daar op 4 september 1942 vermoord. Het gezin woonde op de Bergweg 304a, Rotterdam

Salomon (Sallie) van Naarden (1918-1942) was op 1 september 1934 juniorlid. Op 30 september 1942 werd hij in Auschwitz vergast. Zijn vader en moeder, zijn broer Levie (1914-1942) en zijn zussen Judith (1910-1943), Mietje (1911-1943) en Vrouwtje (1924-1942) werden in Auschwitz vermoord. Het gezin woonde op de Paul Krügerstraat 155a.

Jacob Polak (1892-1942) was in april 1937 donateur. Op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord, op dezelfde dag als zijn vrouw Rebecca Zwart (1896-1942). Zijn zwangere dochter Mietje (1923-1942) werd uit het ziekenhuis gehaald, afgevoerd en op 1 oktober in Auschwitz vermoord. Haar echtgenoot Abraham Boesman (1921-1943) werd op 31 januari 1943 in Auschwitz vermoord. Het gezin woonde op de Putselaan 126a.

Louis van Praag (1921-1942) was in december 1934 lid. Louis werd op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord, op dezelfde dag als zijn vrouw en broer Jacob (1914-1942). Zijn ouders en broertje Mozes (1929-1942) volgden op 19 oktober 1942, zijn zus Sophia (1920-1943) werd als laatste op 25 januari 1943 vermoord. Het gezin woonde op de Plantage Muidergracht 39-1, Amsterdam.

Samuel Trijtel (1923-1942), in maart 1938 lid. Het hele gezin (vader, moeder en vijf kinderen) op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord. Het gezin woonde op de Almondestraat 17b, Rotterdam

Jacob Cohen (1881-1958) werd in april 1936 donateur van Feyenoord. Hij overleefde de oorlog. Zijn vader Wilhelm Frank (1902-1963) was joods maar zijn moeder, katholiek, net als hijzelf en zijn zus.

Abraham Herzberg (1905-1972), in het begin van de jaren dertig donateur van Feyenoord. Arriveerde op 8 september 1942 in Westerbork en werd op 11 september 1942 op transport gesteld naar Auschwitz. Hij verbleef van februari 1943 tot het einde van de oorlog in het concentratiekamp Buchenwald. Ook zijn ex-vrouw Mietje Jacqueline de Roode van Dam (1913-2000) overleefde de oorlog, hun zoontje Dawid (1933-1944) werd in Auschwitz vermoord.

Voormalig commissaris van de NV Stadion Feijenoord Maurits Hillel van Hertzfeld (29) (1883-1947). Op een lijst die was samengesteld door Mr. Dr. Karel Johannes Frederiks met 670 Nederlandse Joden, voornamelijk wetenschappers, kunstenaars, artsen en industriëlen, met hun familieleden, die in de tijd van de grote deportaties een onderkomen kregen in kasteel De Schaffelaar in Barneveld. De zogenaamde Barneveld-groep werd voorlopig vrijgesteld van transport. De hele groep moest uiteindelijk alsnog naar Westerbork. Op 4 september 1944 vertrokken zij met ongeveer 2100 anderen naar het concentratiekamp Theresienstadt. Het was het laatste, zevende transport van Westerbork naar Theresienstadt. Op 8 mei 1945 werd het kamp door de Russen bevrijd. Maurits Hillel van Hertzfeld en zijn vrouw overleefden de oorlog, maar kwamen gebroken terug. Twee van hun zonen, Leo (1914-1943) en Frits (1916-1942) werden door de nazi’s vermoord, de jongste zoon Reindert Albert (1920-2007) overleefde de oorlog.

Mr. Heiman Sanders (1886-1958) as een bekend Rotterdams advocaat en voorzitter van de Joodse gemeente in Rotterdam. Hij werd in mei 1936 donateur van Feyenoord. Het gezin Sanders telde vijf kinderen, waarvan de oudste, Joachim Hans (1919-1944), in Auschwitz werd vermoord.

De Joodse koopman in glaswerk Hans Roland van Zwanenburg (1904-1960) van ’s-Gravendijkwal 9b was donateur sinds 1938. Hij en zijn vrouw Sara (1907-2004) overleefden de oorlog.

Richard Dombi (1888-1963) was de van oorsprong Oostenrijkse Jood Richard Kohn die Feyenoord tussen 1935 en 1939 had getraind. Woonde de hele oorlog in het Rotterdamse Tuindorp Vreewijk. Op 22 juli 1941 kreeg hij een eigen persoonsbewijs. Dombi oefende tijdens de oorlog zelfs zijn beroep van trainer uit bij Emma, VOC en Neptunus. Hij had zijn sporen grondig uitgewist, waardoor hij voor de bezetter, ondanks zijn Joodse uiterlijk, onzichtbaar werd. Hij had een nieuwe naam, een nieuwe geboortedatum, een nieuwe nationaliteit en had zich ingeschreven als protestants.

Harry Izaak Frank (1927-2005) werd in mei 1938 lid van Feyenoord. Vader was joods, moeder, zus en hijzelf katholiek.

Op een latere lijst met omgekomen Feyenoorders staat een J. de Haaff , Wellicht was hij Joods. Het is niet geheel duidelijk wie met die naam wordt bedoeld. Mocht het Joseph de Haaff (1881-1942) betreffen, een koopman uit de 1ste Pijnackerstraat, dan kwam hij op 10 oktober 1942 in Westerbork aan en werd hij net als zijn vrouw en dochter in Auschwitz vermoord. Gezien zijn leeftijd zou hij een donateur zijn geweest.

Adriaan Antonius Polak (1919-2004) werd op 1 september 1934 lid van Feyenoord. Ondanks zijn achternaam was Adriaan niet Joods maar zoals zijn gehele familie katholiek.

 

Met dank aan en bronnen:
Archief Sportclub Feyenoord/Henk van der Stoep.
Dit artikel verscheen eerder in de mei-uitgave (2015) van
Hand in Hand, het tijdschrift van Sportclub Feyenoord.
G
eplaatst met vriendelijke toestemming van de Feyenoord Supportersvereniging d.d. 29 juli 2016
Jan Oudenaarden, De Geschiedenis van Feyenoord deel 3, Oorlog en Vrede (Rotterdam 2016)
aanvulling oktober 2017 > bron column Jurryt van de Vooren, Trouw, maandag 23 oktober 2017
Jurryt van Vooren, www.sportgeschiedenis.nl, met aanvullende gegevens door Mark Lievisse Adriaanse.
Abarbanel even terug. “Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad”. Rotterdam, 09-06-1978, p. 21. Geraadpleegd op Delpher op 27-10-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010959865:mpeg21:p021.
Kritiek op Abarbanel schijnheilig De Brox memoires deel 3 Swart op wit door Jan D. Swart. “Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad”. Rotterdam, 06-05-1978, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 27-10-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010959837:mpeg21:p025.
Abarbanel, “Het Parool”. Amsterdam, 05-05-1978. Geraadpleegd op Delpher op 27-10-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010841525:mpeg21:p023.

illustratie:
Kritiek op Abarbanel schijnheilig De Brox memoires deel 3 Swart op wit door Jan D. Swart. “Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad”. Rotterdam, 06-05-1978, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 27-10-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010959837:mpeg21:p025.

gepubliceerd:
29 juli 2016

laatst aangepast:
23 december 2023